(Nog eens: ik klaag niet over de vellen die ik van U ontvang. Ik ben slechter gewend! Neen, ik wil maar uitleggen waarom myne eigene correctie vaak moeielyk is.)
Zoo bespeur ik nu dat ik in m'n vel 18 eene slordigheid in redeneering heb begaan die ik niet mag laten passeren. Ik heb te doen met 'n vyandig publiek (alles wat de pen voert, is tegen my, en dat heeft z'n reden!) en moet dus verdacht zyn op scherpe kritiek. Maar bovendien, ik vergeef my zelf geen slordigheid, daar ik zoo op zuiverheid van denken gesteld ben.
Ik moet dus dat vel 18 verbeteren. Daartoe is ½ of ¾ bladzy nieuwe kopie noodig.
Kan ik nu vertrouwen dat die nieuwe kopie stipter zal gedrukt zyn dan de (door u reeds verbeterde) revisie van 't andere? Immers neen. By de revisie van een der vorige vellen (16?) plakte ik stukjes uit de eerst ontv. proef, waaruit bleek dat de correctie niet gevolgd was. Ook daarby zeide ik: dwalen is menschelyk. Maar dit is nu de vraag niet. De vraag is of ik niet by zoo'n gelegenheid in angst moet zitten dat ook de correctie van heden onnauwkeurig zal worden uitgevoerd?-
Ook ik wensch spoed te zien maken met de verschyning. Maar toch moet ìk U nu byv. verzoeken my dat vel 18 nog eens terug te zenden. De correctie die ik te maken heb, is niet gemakkelyk (ik bedoel voor my) en hoe duidelyk ik ze maak, als ik 't vel niet weerzie, zit ik in groote angst. Er hangt indedaad veel van af dat myn werk goed zy. Ook voor U.
Maar ik meen opgemerkt te hebben dat de drukkery als ze weten dat ik persrevisie vraag, een beetje onverschillig is. 't Is dan of ze meenen dat het er niet op aankomt ‘omdat het toch nog eens herzien wordt.’ Dit merkte ik o.a. op in dat vel 16(?).
Daaraan doen ze verkeerd. Dan heb ik namelyk ook geen vertrouwen op de nieuwe correctie, en 't is verdrietig oude fouten weertezien. Dat bederft m'n oog.
Erger nog, of even erg, is 't maken van nieuwe fouten. Ook dat kwam in vel 16(?) voor.
Meen niet dat ik gaarne tyd verlies! O neen! Maar als 't moet zooals nu byv. met vel achttien, dan moet het zwaarste het zwaarst wegen. Tot m'n groot leedwezen ben ik dus genoodzaakt U te verzoeken het my nog eens te zenden. Ik hoop 't dan met omgaande terug te zenden,