Volledige werken. Deel 15. Brieven en dokumenten uit de jaren 1872-1873
(1983)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 292]
| |||||||||
dat ringetje: zie dienaangaande het Dagboek van Mimi, d.d. 1 september. W.: Wertheim. Q.: stellig niet Van Vloten; zie de Arnhemsche Courant d.d. 12 december 1870; V.W. XIV, blz. 264-267. dat briefje van W. aan Quack: zie V.W. XIV, blz. 289.
Wiesbaden 31 Juli 1872 's morgens 10 uur Waarde funke! Hartelyk dank voor de f310. - waarmee de heele bundel IV is afbetaald. Ik doe m'n best u alle berouw te sparen over deze fideele vooruitbetaling. Wees niet bang. Kopy leveren is geen kunst, maar ze moet goed of altans dragelyk zyn. Al de vellen van 't 3e deeltje herdruk zyn gecorrigeerd vertrokken. Ik moet erkennen dat H & W. goed drukken. Toch kostte het me moeite ze niet nog eens terug te vragen. Op een daarvan verzoek ik ‘groote attentie.’ Nu, gy zult er wel op letten niet waar? Maar toch ben ik altyd angstig. - Heden is 't koel, en wy betreurden dat gy niet zulk weêr hadt getroffen.- Vóór gister weer een brief van Plet. (blykbaar antw. op dien welken gy te Bonn op de post deedt.) Hy schryft zonderling, en is - ook zonderling! - naar... Munchen gegaan, waar hy my verzocht hem een lettertje te schryven. Ik maakte een briefje aan hem gereed, doch verzond het niet, omdat ik eerst tyding van U wilde wachten. Daar hy in z'n br. o.a. schryft dat-i hier wil komen - van Delft over Munchen naar W.baden! - zal 't nu te laat zyn. Ik had hem willen schryven om te constateeren dat z'n komst niets aan de zaak verandert, of veranderen kan. (Ik vind by zooveel geslenter, het spreken gevaarlyk) Z'n brief is iets langer dan de vorige, en ik gun me geen tyd voor 't afschryven. Ook heb ik geen lust hem U aangeteekend te zenden, daar ge zoudt denken dat het kopy was. De toon is luchtig. Hy spreekt van myn ‘verschrikkelyken’ brief. Hy zou als-i eerder hier geweest was my ‘voorstellen’ hebben gedaan. ‘Hy had er nog onlangs met iemand over gesproken.’ Dit laatste is fameus, niet waar? Myn antwoord - niet verzonden - was dat ik z'n reis naar Munchen en z'n aangekondigd bezoek beschouwde als 'n poging om my 8, 10 | |||||||||
[pagina 293]
| |||||||||
dagen werkeloos te maken. Dat ik hier niet in treden kon. Dat ik hem nog-eens den raad gaf zich te verantwoorden by de menschen die hem die gelden hadden toe vertrouwd.- Wat me nu hindert, is dat hy niet weet dat de M.C. geprevenieerd is. Hy zal meenen dat hy tyd heeft. Het te Munchen opgegeven adres was poste-restante. Ik kan niet gelooven dat hy als ik heden schreef, m'n waarschuwing nog ontvangt. Ik had niet moeten wachten op uw brief (die als geldbrief met gedecl. waarde langer onder weg was dan de gewoon gerecommandeerde. Waarom toch.) 't Lag me zoo by, dat gy iets schryven zoudt, dat iets veranderde aan de zaak. En ook dat was dom. Ik had kunnen berekenen dat ge op z'n snelst eerst 5 dagen na Uw thuiskomst iets hadt kunnen vernemen. Daar nu Plet - mal genoeg - weggereisd is, en alle telegrammen, brieven of bezoeken (van Werth. of Stieltjes) voor 'n toedeur komen, zullen die heeren in de eerste woede zich misschien over de zaak uitlaten. Als hy thuisgebleven was om op inschikkelykheid aantedringen zouden ze misschien hem - in hun eigen belang want hun handelwys is jongensachtig - gespaard hebben. Nu heb ik nog 'n graat in den keel. Ik ben byna zéker dat Plet ook van anderen geld in handen heeft, en ook daarom zou ik hem liever niet spreken. Hoe ik dat effen maken zal, zonder hem in de courant tentoontestellen weet ik nog niet, maar 't moet opgehelderd. A-propos spreek alsjeblieft niet over dat ringetje. Dat geeft zoo'n - keukemeiden kleur aan de zaak! ‘Fondsen’ klinkt nog altyd iets minder gemeen. Jammer voor Plet dat de som niet grooter is. Die heele zaak ware... deftig te maken met 'n paar nullen achter 't sommetje.- De dienst die ge my gedaan hebt door 't zoo flink aanpakken van den twyfel, is zeer groot. Dat P. my ten laatste de zaak zou verteld hebben, geloof ik wel, maar juist dan ware 't my nog zwaarder gevallen hem te denonceeren. Nu ben ik verantwoord. Ik begryp hoe gy hier zynde, met die zaak in uw maag zat. De opgave van W. was zoo cathegorisch! En ik, van de Mult. Comm. sprekende, behandelde telkens wat anders dan wat U vervulde. Ge kunt gedacht hebben dat ik de zaak waar 't U om te doen was, ontwyken wou. Ik wist niet welk punt U zoo byzonder interesseerde.- Natuurlyk komt gy nu met W. over die heele zaak in aanraking. Ze is omslachtig. Ikzelf zie op tegen 't relaas. Daar ik nu heel graag uw | |||||||||
[pagina 294]
| |||||||||
flink intermédiair aanneem, wil ik U voorloopig in-staat stellen ‘uw woord te doen’ zooals de meiden zeggen. By 't aannemen van v. Gennep's aanbod - hy hád reeds voor m'n consent een begin gemaakt - bedong ik uitdrukkelyk een ‘waardige behandeling’ en protesteerde tegen zekere uitdrukking in zyn stuk: ‘dat alle licht walm geeft.’ (‘Ik weet wel dat sommigen op Mult. aanmerkingen hebben, maar... enz.’ of zoo-iets) Ik schreef hem dat ik zulke vergoelyking niet aannam. En hy beloofde voortaan dien ‘walm’ achterwege te laten. Maar... zeer snel na 't entameeren der zaak, bleek me dat ze er mee bezet zaten, en niet myn geluk zochten maar trachten doortezeilen tusschen de vrees voor ‘Publiek’ - ik kan begrypen hoe men van alle zyden op hen instormde - en 't volhouden van 't eens gepubliceerde Reeds de oproeping van de Commissie was heel anders van toon dan de primitieve hartelyke uitnoodiging van van Gennep. En... een der middelen om zich terugtetrekken was: het afscheiden van my van m'n vrouw en kinderen. Hierin werden ze geholpen door Q. (Van Vloten?) in den Arnhemmer. Er is nog veel meer, doch ik mag niet uitvoerig zyn, en daar 't voor 'n deel appreciatie-zaken zyn die niet begrepen worden zonder volslagen toelichting ga ik die nu voorby. (Ook die stukken van Kern & V. Gennep die gy anders beoordeeldet dan ik, naar myn inzien omdat ge 't verband niet weet. Ik zeg: 't waren excuses aan Publiek dat ze zich met zoo'n gemeen sujet hadden ingelaten! Zoo vatten 't ook Roorda op en van Helden, naar ik meen). Nu, daar gy uw eigen opinie moet houden, stel ik u voor dit alles in 't midden te laten tot ik myn stelling bewys. Doch ééne uiting vis-à-vis de M.C. is u in gemoede geoorloofd, en ze resumeert de rest: ‘Waarom hebt ge U niet met DD. in aanraking gesteld?’ Waarlyk die heeren hadden zich niet gecompromitteerd door my te vragen wat m'n behoeften waren! Dan had ik hun opening van zaken gegeven. In plaats daarvan beknoeiden ze allerlei plannetjes over zaken waarin ik had moeten gekend worden. NB. opvoeding myner kinderen en m'n schryvery. Ik had de hulp der Mult. Comm. aangenomen juist om in staat te zyn die zaken zelf te regelen. Och, die historie is zoo verdrietig! Edu had moeten studeeren voor doctor. Dat was toen nog mogelyk. Ik verzoek U in die zaak niets op my te laten rusten. Ik heb stipt myn plicht gedaan, eerst in 't aannemen, toen in 't weigeren. Zoodra ik er | |||||||||
[pagina 295]
| |||||||||
my toe zet, zal ik dit met de stukken bewyzen. Ik ben zeer gevoelig voor uw ridderlyken steun. hartelyk gegroet! Ik zit in een verwikkeling om Eduard aan 't studeeren te krygen, dat heet student te maken, want studeeren doet hy wél. In Amerika kon hy zich best als doctor voordoen, en zelfs in Europa. Dat dit voor 'n deel kwakzalvery is, stem ik toe, maar dat-i veel weet is waar. Maar ik zit in moeilykheid omtrent m'n vrouw die na de Mult. Commissie alle vertrouwen verloren heeft. Of liever zy niet, maar Eduard zelf. Hy meent dat ik hem halfweg in den steek zou laten, en denkt dat hy zelf eer 't noodige zal hebben dan dat het van my komen zou. Dat wantrouwen op hulp van myn kant is 'n gevolg van de dozynen malen dat ik bedrogen werd met valsche sympathie. Ik kan de keeren niet tellen dat ik schreef of telegrafeerde: ‘wees gerust, het zwerven zal uit zyn.’ Ik heb memorie noodig om die série van teleurstellingen optesommen! Sedert z'n tiende jaar heeft Eduard niets anders dan dát ervaren en hy is daardoor zóó wantrouwend geworden dat-i geen plan goedkeurt waarin eenig uitzicht betrokken is dat my door wien ook geopend wordt. Hy is ergerlyk van wantrouwen! ‘Heb je daar een acceptatie van?’ zegt hy! Dát hebben my al die ‘welwillende vrienden’ gedaan! Dáárom wachtte ik zoolang met aannemen van de hulp der Mult. Commissie! Het verloop der welwillendhedens was altyd 't zelfde. Het begon met - soms overdreven - geestdrift, tot het walgelyke toe. Ik kan u staaltjes verhalen die u zullen doen gloeien! Dus
't Is eentoonig! - Zóó ook is 't met de Mult. Comm. gegaan! Bedenk gy dat ik geen tyd had u alles uitteleggen en dat ik weinig dagen na de oproeping reeds wist dat ze bezet zaten met hun ‘geestdrift.’ van Gennep schreef aan een derde: (Letterlyk:) | |||||||||
[pagina 296]
| |||||||||
‘me dunkt dat hy met f 20 in de week wel leven kan.’ Dus: gealimenteerd! Ik die niets zocht dan kalmte om te werken! Maar de M.C. wist niet dát ik zulke uitdrukkingen gelezen had. Voor ik dat briefje van W. aan Quack vond wist ik reeds dat de geest heel anders was dan in 't gepubliceerde stuk, ofschoon ook dáárin reeds gesproken werd van bemoeienis met de opvoeding van m'n kinderen. Na 't stuk van Kern schreef ik aan Stieltjes, die 't ook afkeurde. Ik meen dat hy 't uitdrukte met het woord ‘onbedacht’ of zoo'n vergoelykenden term. |
|