Ik kwam zoo pas in R. en vond er Uw brief. Waarheen ik reis? Och, niet verder dan tot hier, maar a.s. week ga ik één dag naar Utrecht, één dag naar Arnhem, één naar den Haag en één naar Leiden enz. Nú kom ik van Delft en Schiedam. Het hoofddoel mijner reis is om 1e geld op te halen dat mij van mijn confraters over A. p. toekomt, en 2e den boekhandel wat warm te maken op den herdruk Uwer Ideën en op den 4n bundel. Immers, worden die boeken met eenige spanning verwacht, dan heb ik dit vóór, dat men met veel meer ijver dan gewoonlijk Uwe boeken onder de oogen van 't publiek brengt. En de uitkomsten vergoeden in den regel rijkelijk de onkosten van de reis. Wilt Ge dus schrijf gerust een breed voorwoord tot uw V.S. Maar toch geef ik U in bedenking het niet al te uitvoerig te maken. Me dunkt zelfs, Uw V.S. spreekt genoeg voor zichzelf om niet veel voorrede te behoeven. Goede hemel: wie begrijpt uit dát stuk niet geheel Uw streven voor 't volk!
Welke zijn Uwe andere opmerkingen over 't reizen? Zeg ze mij svpl: ik hoorde ze graag. Wat Ge zeidet over 't verste punt, komt mij minder juist voor. Moet men niet aannemen dat het zaak is dáárop te letten, dat, zoo men voor zijn plezier reist, het wenschelijk is de minder schoone punten eerst te bezoeken en eerst dán om te keeren als men 't schoonste gezien heeft? Mij dunkt, dan blijft de indruk 't levendigst bij 't souvenir aan 't genotene?
Excuseer mijn schrift, het komt uit een logementspen en een 20tal luî om my heen babbelen me doof en stomp.
Vale
tt
G L f
Rottm 17 April 72