Br., 29/1 72.
Waarde Dekker! Ik heb minder gemoedelijkheid of zedelijkheid dan gij. Als ik een idée heb, schrijf ik voor 't publiek, en volg daarin Paul Louis, die beweert, dat het, verkeerd zijnde, wederlegging uitlokt en alzoo weldadig werkt. Maar van mijn geschrijf zal ook wel niets overblijven. Le temps n'épargne rien qui s'entreprend sans lui. Als ik niet meer om den broode de pen behoef te voeren, ga ik denken, vermoedelijk over de maatschappelijke zijde der Omwenteling van 1789. Tot dat tijdvak voelde ik mij sinds 30 jaren aangetrokken.
Sedert een paar dagen broeide ik over een art. ‘Loon en Aanzien.’ De werkman leeft niet van brood alleen. Het is weder als in de 18e. eeuw. Men heeft toen niet alleen gestreden voor meer aandeel van den derden stand in de ambten. Lodewijk XIV - zoo herinnert mij Chateaubr. in zijne Hist. de Fr. - had bijna niets dan roturiers tot ministers: Faubert, Gassion, Vauban, Catinat, Colbert, Louvois, Voisin etc. De wangunst sproot voort uit ongelijkheid in aanzien. De minste jonker mocht iederen burgerman beleedigen. Zoo spreken wij van ‘minderen stand’, ‘grauw’ ‘patroons’; men heeft census en remplaçanten voor 't leger, enz. - Onlangs zei l'Etoile: ‘De misdaad, gisteren door ons vermeld, werd niet gepleegd door een' werkman, gelijk wij meenden, maar door den zoon van eene famille honorable’. Dadelijk vroeg haar een werkman, of hij en zijne Standgenooten dan allen fripons waren. Zoo iets wordt gedrukt in eene liberale, ‘radicale’, ‘progressistische’, ‘democratische’ courant, in het democratische België, eene courant, die daaglijks tienduizenden nummers slijt! Aandeel in de winst verhoogt ook het aanzien van den werkman.-
Wat Ge zegt over Burgerpl. en Westerman was uit mijn hart gegrepen. V. Vloten heeft B. de les opgelezen over hare flauwheid. Dat onder de 65 bijeengekomen leden niet één gevoel of begrip van eer heeft, teekent weder onzen toestand. Alsof het J.'s eer is, die geleden heeft door dat eerloos besluit! En die Bube en Stolkert! Foei! v. Bosse herinnert mij dikwijls aan L. Blanc's woorden: ‘Wie aan 't bewind is, zonder zijne beginselen te vertegenwoordigen, is de laatste der menschen. Wie aan 't bewind is om 't bewind (le pouvoir), ondergaat de laatste der vernederingen.’
Dat wij overzeesche bezittingen afstaan, daar wij er te veel van hebben, keur ik goed, mits de bevolking er niet op sta bij ons te blijven,