‘Verschillenden invloed der kruising, naar gelang van de hoogte boven de zee?’ Dit wist ik niet; ik vind het zeer belangryk.
Ik sla nu Napoleon, Lion, Thorb. Wintgens, v. Schmidt auf Alt. over, en nog een en ander.
Als ik niet oorzaak had zeer personeel op van Vloten verstoord te zyn, zou ik hem waarschynlyk aanvallen als schryver, moralist, theoloog... als publicist enfin!
Ergens in m'n Ideën val ik uit tegen het ophemelen van myn schryvery, en verwyt publiek dat het zwygt over die, die, die en die (een greep uit de dageraadsmannen van dien tyd). Onder al die namen komt ook - slordig genoeg! - van Vloten voor. Welnu, hy schryft allerellendigst. Deze dagen ontving ik de afl. van z'n Levensbode, waarin hy Feringa's boek behandelt. Dát stuk heb ik nog niet goed gelezen. Maar wel z'n ‘verdediging’ van O.Z. van Haren, zegge: verdediging! Dat is curieus van onzin. De lieve brave god beware ieder aangeklaagde voor zoo'n verdediger!
Als dialecticien is v. Vloten beneden nul.
En ook op lager gebied! Z'n wyze van uitdrukking is allergebrekkigst. Hy schynt de beteekenis der woorden niet te kennen.
‘Onverhoopte’ openbaring van v. Haren's dichtgeest. Onverhoopt! ‘Maar al te’ dikwyls gebruikt als stoplap in plaats van iets gewoon-superlatiefs.
‘Ploert’ ‘ploertig’ (pleutre?) als algemeene aanduiding van iets wat door v. Vl. wordt afgekeurd. Ik geef 't den nazaat in drieën, uit zyn gebruik van dat woord afteleiden wat het eigenlyk beduiden moet. (Ik had wel eens lust een definitie daarvan te maken, maar 't is niet makkelyk. Als ik zie hoe plomp v. Vl. genoegen neemt met één woord om byna alles te qualificeren wat hem verkeerd voorkomt, kryg ik medelyden met myzelf die dikwyls uren lang zoek naar 't epitheton dat my juist voorkomt. Eens slechts, meen ik, heb ik 't woord ploertig gebruikt, en daar bedoelde ik iets als geëndimancheerde would-be gedistingeerdheid. (in Idee 451)
Dat er onder de eigenschappen van v. Haren's vyanden óók ploertery bestond, kan waar zyn. Maar onjuist is het dit voorop te stellen. Het woord ploert komt in 't stuk van v. Vl. herhaaldelyk voor. (5 maal in 2½ blz.) Bovendien het staat in den titel, die let wel: tekst is, het quod demonstrandum van z'n betoog. Het komt my voor alsof ik, v. Twist aanklagende, dien man gedurig ‘dief’ noemde. Dat doen