terwijl ik met een zeer klein bedrijfkapitaal rond moet komen. Mijn plan van uitgave is nu als volgt
Daar de jongste herdruk toch in de eerste 6 maanden niet zal uitverkocht zijn, wil ik zooveel mogelijk van den nieuwen druk klaar zien liggen vóór de uitgave plaats heeft. Ergo, we beginnen in Januari met proeven te leveren en gaan daarmeê voort tot b.v. in Juli, als wanneer ik hoop dat alles, denkelijk wel 50 vel druks, klaar zal liggen. Eerst dán schrijft Ge Uwe voorrede en ik geef die 50 vel in snel op elkaar volgende aflev. of deeltjes uit, terwijl we inmiddels voortgaan met den herdruk van den 3n bundel, waarvan de herziening (zoo noodig) dus eerst in den nazomer behoeft te geschieden. Acht Ge die manier niet het best?-
De 4e bundel kan intusschen uitgegeven worden in den loop van 't jaar, te beginnen als er voldoende kopij is voor een vel of zes.
Wat betreft de uitvoering van 't zetwerk moet Ik U nog vragen of niet Uw bedoeling is dat Uw bijvoegingen tot de verschillende ideën dáár, waar zulks b.v. in het 1e deeltje niet uitdrukkelijk als noot door U wordt aangeduid, eenvoudig als uitbreiding van 't vroeger gegeven idee moet beschouwd worden en dus niet als noot, maar met dezelfde letter, maar de regels ietwat inspringend onder zoo'n idee kan gezet worden? Daardoor vermijden we een massa noten en maken wij 't den lezer heel wat gemakkelijker.
Voorts geef ik U in de bedenking om overal, waar Ge 1871 hebt gedateerd, 1872 te mogen zetten?
Anders weet ik niets te vragen voor 't oogenblik. Bij een vluchtige doorzage scheen 't mij dat Ge 't den zetter duidelijk genoeg hebt gemaakt. Ik geef vooreerst enkel het 1e deeltje uit mijn handen; valt U dus nog iets betreffende de volgenden te binnen, dan is er gelegenheid de correctie niet in de proeven maar in de kopij te maken.-
Ik heb de redactie van mijn courant verzocht mij op de hoogte te houden van alles wat soms in eenig blad of tijdschrift over ‘het Friesche Hs.’ vermeld word, omdat ik zelf lang niet alles onder oogen krijg. Omtrent de Kweenen zal ik Hofdijk zelf eens interpelleren. Ja, de courant, - ik vind het wel aardig U mijn blaadje geregeld te zenden. Gij zult er zeker nu en dan wel iets in vinden dat U behaagt. Kunt Ge mij bij tijd en wijlen als Ge er eens lust toe hebt eens in een ‘correspondentie’ b.v. Uw opmerkingen geven over de tegenwoor-