Volledige werken. Deel 14. Brieven en dokumenten uit de jaren 1870-1871
(1982)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermdMax Havelaar door Multatuli gereniëerd. II
| |
[pagina 475]
| |
ander; Cuba en de Philippijnen zijn het overschot van Spanje's kolossale heerschappij in Oost en West. Het wonder is noch ongehoord noch uniek. Het cultuurstelsel is voorts in 1830 hier in practijk gebracht, om den moederstaat spoedig veel geld te bezorgen; vroeger en elders deed men hetzelfde op eene andere wijze. Autres temps mêmes moeurs. Hebzucht was de grondtoon van de politiek van de meeste overheerschers in verschillende tijden. Het cultuurstelsel was echter niet het geniale werk van van den Bosch, door hem uitgedacht; dat beamen we ten volle. Hij vond op Java in menig opzicht nog een toestand van willekeurige beschikking over den tijd, den arbeid en den grond van den inlander, dien hij eenvoudig reglementeerde. Hij kleedde een Oostersch geheel in een pak van staatsbladen. In zoover is het cultuurstelsel niets anders dan: ‘de Javaansche zeden overgezet in staatsblad-termen’, mits men daaronder versta: het régime van het bon plaisir in het keurslijf van onzen officieelen stijl gedrongen. Men verlangde bijdragen voor het moederland en vooral remises voor de Nederlandsche Handelmaatschappij, die vrachten noodig had en aan welke Koning Willem I reeds 3½ milioen tot rentebetaling had voorgeschoten, terwijl hij tevens de voornaamste actiehouder was. Lees wat Elout schrijft en wat J.C. Baud zoo menigmaal zeide; dan zult ge bevinden, dat het exploitatie-stelsel van Java om die redenen werd in het leven geroepen, ‘met onderschikking van alle finantieele en commerciëele consideratien.’ Zullen we nu tegenover de aanvallen van den heer Douwes Dekker op de vrij-arbeiders, de fortuinzoekers die hij eens beschreef als allen geneigd om duizend pompen op de borst van den inlander te zetten, in plaats van ééne groote staatspomp, - het zwarte boek van de overdrijving van het cultuurstelsel openen? Waar toe zou dat dienen? Men leze wat hij op blz. 148 deel 2 van den Havelaar over de thee-contracten zegt, waaraan de staat schatten verloor; sla blz. 71 van zijn jongste geschrift op en gij zult zien hoe schitterend, volgens den heer D.D., het cultuurstelsel inderdaad werkte. Wij spreken noch van den druk van de tabak en indigo-cultures, noch van de schandelijke inbreuken op den privaten grondeigendom, die plaats gehad hebben. Dat alles weet Multatuli. Hij ontkent toch niet dat er misbruiken en grieven uit den weg te ruimen zijn, maar beweert dat ze niets gemeen hebben met het cultuurstelsel; dat moet gezuiverd worden en behouden blijven. | |
[pagina 476]
| |
Hoe is dit echter te rijmen met de kreten over onrecht aan den Javaan gepleegd? Hoe is zulk een stelsel te vereenigen met uitvoering van de wet? In 1854 schreef de wet toch reeds overgang tot een anderen toestand voor. Hoe zal de Javaan onder het nog steeds bestaande stelsel tegen willekeur worden beschermd? Dat vraagt de heer D.D. toch nog altoos. Het cultuurstelsel, zegt hij, is mild; het berust op de meest weldadige bepalingen; elke bladzijde van het staatsblad, de instructie voor residenten en contrôleurs vloeien over van de meest heilzame aanbevelingen. Ernst of korstwijl? Op meer dan eene bladzijde betoogt hij immers: ‘Indie is niet door schrijverij te regeeren.’ In den Havelaar heette het: er bestaat onder het tegenwoordige régime, ‘bijna eene onoverkomelijke moeilijkheid om gevolg te geven aan den eed: de inlandsche bevolking te beschermen tegen uitzuiging en knevelarij.’ Bepalingen op het papier baten dus niet, wanneer ze onuitvoerbaar zijn, omdat ze vierkant in strijd zijn met de feiten. Hoe zult ge ooit of immer vermogen wat ge omtrent mildheid voorschrijft, als de staat zelf blijft beschikken over de velden en den arbeid van den inlander? Wie zal den kleinen man tegen misbruik en willekeur beschermen, als het Europeesche en inlandsche ambtelijk personeel ten taak heeft veel te doen produceeren? Ziet ge kans den inlander voor weinig loon te doen arbeiden zonder pressie van boven? Betaalt de particulier niet beter? Heeft van den Bosch de hoofden niet land en heerendienstplichtigen in plaats van eene voldoende bezoldiging gegeven? Hebben de conservatieven - ook mr. P. Mijer - het voorstel niet verlamd om de hoofden goed te bezoldigen en de bevolking van verplichte diensten ten hunne behoeve te ontheffen? Hoeveel houdt ge thans over van de verplichte cultuur, als ge den inlander goed betaalt en zorgt dat hij zijn loon krijgt? Wat Multatuli verlangt: goed recht voor den Javaan, is onmogelijk in zijn nieuw systeem. En is ons tegenwoordig recht zulk een prachtig kunststuk? Zoo ja, houdt dan op met klachten over diefstallen en knevelarijen; staakt dan uw uitvallen tegen den heer Duymaer van Twist; daartoe beneemt ge u alle recht. Daarin ligt, zegt de heer D.D., het geheele geheim van onze heerschappij, dat wij het ‘stelsel van gezag’ beter toepasten. Dat gezag steunt op de volgzaamheid jegens en den eerbied voor de hoofden. Zoodra gij het gezag splitst, verliest de Javaan allen eerbied voor zijne | |
[pagina 477]
| |
hoofden; van daar dat hij geene splitsing wil van administratieve en rechterlijke macht. Dat is een beweren, bestemd om alle macht in eene hand te houden, die zich dan zelve moet contrôleeren. De schrijver verplaatst de kwestie en argumenteert alsof hij, die hervormingen in Indie voorstaat, niet langer het noodige gezag aan het bestuur zou willen toekennen. Hij doet het voorkomen alsof de vrijarbeider alle gezag zal kunnen trotseeren. Op dat thema voorthollende, schetst bij ons opstanden en gruwelen, ja dat de Javaan als een roodhuid zou worden behandeld, een beeld aan de holklinkende speeches van den behoudsman Wintgens ontleend, maar met Multatuli's talent uitgewerkt. Waardoor wordt echter bewezen, dat gezag en kruidenierderij onafscheidelijk zijn? Moet de staat landbouwer en handelaar blijven? Dat is de vraag; niet of de liberalen het stelsel van ‘gezag’ willen. Zoolang wij een overheerschend ras zijn, is autocratie onvermijdelijk. Indien het liberale stelsel er toe moest lijden de hoofden ter zijde te stellen en Indie enkel door en met Europeeanen te regeeren, zouden wij daartegen met kracht opkomen. Engeland heeft eertijds op Java en later in hunne bezittingen die fout begaan. De Britten zijn daarop echter onlangs in Oude teruggekomen. Wat wij willen is, dat een krachtig bestuur zich aan zijne taak wijde: besturen en bescherming aan allen verleenen. Dat kan de ambtenaar, Europeesch of inlandsch, doen als hij goed bezoldigd wordt, indien men geene illicite inkomsten noodig heeft en niets ‘door de vingers moet zien.’ Dan zijn politie, justitie en leger, met het administratieve gezag ter beschikking, om den wil van een gouvernement te doen eerbiedigen, dat boven werkgever en arbeider staat. Meent ge inderdaad dat honderdduizenden gereed staan om hun fortuin onder de tropen te zoeken? Zoo ja, zouden er dan geen eerlijke mannen meer onder hen zijn, zoodat zij misbruiken zullen ten toon stellen en helpen tegengaan? Bewijst onze koloniale historie niet dat particuliere industrieelen de grootste diensten aan den lande in kritieke momenten hebben bewezen? Maar er is meer: hun strijd van belangen, waarover Multatuli spreekt, zal misbruik aan het licht brengen. De heer Roorda van Eijsinga komt in een brief in het Noorden, dd. Brussel 25 Dec., tegen het beweren van Multatuli op, dat iedereen hem alleen laat staan. ‘Ik heb mij Multatulist genoemd’, zegt hij, ‘en verdedigde u tegen H.J. Lion en van Lier.’ Verder schrijft hij: | |
[pagina 478]
| |
‘Maar onze overheersching is een onnatuurlijke toestand. Worden er niet abnormale middelen gevorderd om te geraken tot den natuurlijken toestand: onafhankelijkheid van den Javaan? Is er niet eene leemte in uw betoog, dat zwijgt over Britsch-Indië, waar geen kultuurstelsel bestaat en slechts vrije arbeid gekend wordt? Bewijzen niet de noodzakelijkheid der veertig jaren lang herhaalde aanbeveling van rechtvaardigheid, dat het kultuurstelsel zelf niet deugt? ‘Eén feit. Ik heb in het regentschap Toeban particuliere nijverheid gedreven tot voordeel van mijn' lastgever, tot groote voldoening van de inlandsche hoofden, die mij eerden en die ik eerde, en tot zegen van den kleinen man. Ik werd dan ook ontslagen en verbannen, gelijk Stieltjes schreef, omdat ik de javaansche bevolking te veel had lief gehad.’
De heer Douwes Dekker bespreekt den particulieren industrieel uitsluitend als ‘beschaver.’ Wij hebben hem ons nooit bij uitnemendheid zóó voorgesteld. Hij is kapitalist-geldschieter of beheerder van eene landbouwonderneming, die zijne zaken op minder kostbaren en beter voet weet te beheeren dan de ambtenaar, ware het alleen omdat hij zich aan zijne zaak uitsluitend wijdt. Daarom kan hij ook beter loon geven. De tabakscultuur is daarvan een sprekend bewijs. Verder zie men het jongste verslag van de Kamer van Koophandel in. Daarin leest men feiten, die iets meer zeggen dan sofismen, hoe schitterend ook uiteengezet. Aan Multatuli zijn slechts drie zoogenaamde grieven tegen de verplichte gouvernements-cultures bekend: 1o. de hoofden maken misbruik van hun gezag over den inlander; 2o. de Javaan wordt niet opgeleid tot zedelijken en intellectueelen vooruitgang, en 3o. het monopoliseeren van den arbeid der Javanen strekt ten nadeele der particuliere industrie. Hij ziet het stationaire van de productie voorbij, terwijl alle landen om ons heen tot grooter ontwikkeling komen. Hij ziet voorbij dat naar mate wij toegeven aan den eisch: zorg dat de Javaan niet naar willekeur behandeld wordt, de uitgaven grooter worden. Hij verliest uit het oog, dat de strijd voor en tegen hervorming niet enkel de vraag geldt: zal de staat of een particulier koffie en suiker verkoopen? maar: zal het stelsel van Oostersche willekeur al dan niet gehandhaafd blijven? Indien de Javaan alleen dan eerbied aan het gezag zal betoonen, zoolang het hem ‘mishandelt, berooft en vermoordt’, - om met Max | |
[pagina 479]
| |
Havelaar te spreken, - dan is het noodig dat men hem geen grondeigendom toekenne, de landrente niet in eene billijke heffing herscheppe, de heerediensten in stand houde, recht doe spreken door met anderen arbeid overladen residenten en zooveel meer. Maar als de inlander nog eenig rechtsgevoel bezit, zal hij die hervormingen toejuichen en daarom zijne hoofden niet veronachtzamen, want hij zal inzien dat zij medewerken om zijne welvaart te bevorderen. Thans arbeidt de inlander voor het gouvernement, even als sedert eeuwen voor zijne despotische vorsten, zonder dat eenig kapitaal gevormd kan worden of wordt. De opvoeding heeft plaats ‘op den rug van den buffel.’ De politie is gebrekkig, al brengt het volkskarakter mede dat de veiligheid van personen groot is. Maar er worden buffels gestolen en er hebben knevelarijen plaats, omdat de geheele sociale toestand daartoe aanleiding geeft. En hoevele inlanders werken op Java niet altijd voor den staat? Wilt ge hen allen weder in 't gareel binden en elken particulier weren? Is uw ideaal wat een Franschman ‘une caserne administrative’ noemde? Multatuli heeft een schitterende goocheltoer in de besprokene brochure volbracht, Hij isoleert de kwestie van vrijen arbeid en schijnt overigens van niets te weten; hij keert daarbij terug tot de dagen van 1848, toen de eerste stemmen in en buiten het Parlement opgingen tegen het cultuurstelsel en ten gunste van een overgang in particuliere industrie, ja, toen men dit laatste niet volmondig durfde zeggen, zooals nog geen Minister den moed had de koffiecultuur flink ter hand te nemen, hoezeer alle belangen daardoor gebaat zullen worden. Vrije arbeid is evenwel ook in ons oog het natuurlijke gevolg van eene reeks andere hervormingen, waarvan de eisch bij de ontwikkeling van den strijd op den voorgrond kwam. Proclameert men alleen invoering van vrijen arbeid op het papier, dan sticht men niets dan schijn en ontstaat erger vermomde dwang; dan komen we tot de particuliere barons, die door Multatuli zoo fel aangevallen worden. De eischen tot hervorming hebben echter veel hooger en meer rationeele vlucht genomen; de liberaal-koloniale richting is vooruitgegaan; ook de Max Havelaar gaf daartoe een stoot. Wij laten het hierbij. Wij hebben genoeg gezegd om onze meening over de jongste brochure van den genialen publicist te doen kennen, die zich waarschijnlijk weder door ons miskend zal achten. Hij heeft evenwel meer geschreven, dat hij zich somtijds niet zeer duidelijk | |
[pagina 480]
| |
schijnt uit te drukken. Was het korstwijl wat hij schreef, dan is die grap, die farce, dat koopje wat te kras, om van hier geheel onbeantwoord te blijven, want dat is een spel met groote belangen. Is het ernst van den heer Douwes Dekker, dat zijn boekje de cathechismus van de behoudspartij moet worden, zou dan de vraag niet te pas komen: of de redacteur van het Haagsche Dagblad werkelijk zóó ziek is, dat er zijn die hun kaartje aan de patroons meenen te kunnen pousseeren, voor het geval dat de vacature werkelijk ontstaat? Vroeger ontvingen onze ministers van eeredienst immers ongeveer evenveel tractement hetgeen de Dagblad-man aan honoraria geniet. v. L. |
|