[28 januari 1871
Artikel in De Werkman]
28 januari 1871
Artikel van J.E. Keller in De Werkman, Orgaan voor Arbeiders-Vereenigingen, Derde jaargang, nr. 23, blz. 2. (I.I.S.G. Amsterdam; fotokopie M.M.)
Eenigen tijd geleden ging er een kreet op over den nood, waarin een onzer verdienstelijkste landgenoten verkeerde. De geniale Multatuli moest geholpen worden. Er vormde zich een comité tot oprichting van een blijvend fonds voor Multatuli; en thans - 't is onzeker of dat comité niet genoodzaakt is geweest haar mandaat neer te leggen. Doch in ieder geval schijnt er weinig medewerking te bestaan. Trouwens, dat is ook niet te verwonderen: het geldt hier immers een mensch te helpen en daarmede is toch geen eer of ridderkruis te verdienen; goldt het een dier, dan - ja dán was het iets anders.
Maar de werklieden, beter doordrongen van hun broederlijken plicht dan hunne gewetenlooze onderdrukkers, zonderden van het weinigen loon, dat men hun voor zwaren arbeid toewerpt, met liefde iets af voor den man, die niet geschroomd heeft zijne stem luide te verheffen tegen het onrecht en geweld, misbruik van gezag en uitbuiterij, zoovele duizende voortbrengers aangedaan.
Vlaamsche en hollandsche werklieden offerden op het altaar der humaniteit.
De amsterdamsche afdeeling der Internationale, die zich met de inzameling en overmaking der bijdragen belast heeft, brengt dan ook aan alle gevers haren oprechten dank toe, en in 't bijzonder aan de antwerpsche sectie voor hare krachtige medewerking. De bijdragen der vlaamsche werklieden toch overtreffen die der hollandsche.