naar is nu rijk. Nieuwenh., die de geschiedenis van Dorrepaal-Traupmann kende, beval dezen aan voor 't leeuwenkruis,-
Mijne oppositie in de Indische couranten sinds het banvonnis heeft eveneens de Indische drukpers behoed tegen herhaling van adminieve willekeur. Zoo Gij geen uitgever hebt, wil ik voor U Hovens Greve, te Steenwijk, wel schrijven. Een eerlijk ‘moderne.’ Vroeger was hij redr. van de St. Ct., maar werd afgedankt, omdat hij de Javaansche zaak te lief had. Wat heeft ook een Steenwijker daarmeê te maken? Harddraverijen en schaatsenrijden, kijk dat is wat anders.
Uit d'Ablaing's antwoord zult Ge gezien hebben, dat hij bang schijnt op familiaren voet met mij om te gaan. In zijn kantoor was hij altijd fideel. In het openbaar schaamt hij zich over mij. Weer eene illusie verloren. Maar het gaat met de genegenheid als in de krachtkunde: Wat men in breedte verliest, wint men in diepte.
Mijn broeder was in 68 op 't Congres. Hij is eene Johannes-natuur, maar onder menschen gegêneerd, daardoor schijnbaar pedant; zijn leven lang gevoed met de slechte spijs der godgeleerdheid, waaraan hij zoo gewend is, dat hij er niet buiten kan.
De schrijver in de N.R.C.t van 2 Jan. is vermoedelijk de Putteaan van Rees.
Vriendelijk dank voor de ‘Divagaties’, waaruit ik weder veel geleerd heb. Het moet u buiten u zelven brengen uw werk zoo verknoeid te zien. Dat het Publiek ze minder begrepen zou hebben dan b.v de ‘Idéen’, is zeker eene leugen van ‘Nederland’. Gij zijt een waar liberaal. Juist, omdat ik u ook als zoodanig vereer, zou het mij leed doen als gij, die te recht van de meerderheid afwijkt, u liet verleiden tot paradoxen. Daaronder reken ik nog altijd uwe verdediging van Nap. iii en den Haagschen Lion. Of juister: Gy acht, omdat gij de tegenpartij terecht veracht. Ik veracht beiden, maar Willem iii veel minder dan Nap.
Dit is minder schoon in effect, dat is waar. Gij zoekt, als kunstenaar, licht en bruin.
Indien de Doertoghe's sterven. Onze schrijftaal schijnt meer dan die van andere volken verschil van de spreektaal meê te brengen. Zou uw taalgevoel niet gekwetst worden, als gij na een' deftigen volzin, b.v.: ‘Zijne hand sloeg de maat bij de muziek van duizenden kartouwen’ of na een' brommenden volzin over Sion Gods en bazuinenschal het woord ‘even als’ ontmoettet, in plaats van gelijk? Onze taal