Volledige werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868
(1979)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Het jaar 1867 | |
[pagina 17]
| |
Bosscha's ‘bemoedigende’ geschrift inzake Pruisen en Nederland, door Multatuli kort na Kerstmis '66 ontvangen, heeft bij hem een stortvloed van emoties ontketend. Wat Bismarck in Duitsland aanrichtte, had hij vaak met gereserveerde bewondering waargenomen, maar het denkbeeld van pruisische soldaten in Den Haag deed zijn bloed koken. Alleen: verdiende Holland wel beter? Was niet alles wat hijzelf had ondervonden éen bewijs van officiële karakterloosheid en verleugening? De polemische brochure, ondanks Multatuli's op handen zijnde verhuizing van Koblenz naar Keulen in een paar weken voltooid, is ontstaan uit een kruising van bitterheid, vaderlandsliefde en geldnood. Juist in deze tijd deed zijn antwerpse bewonderaar Julius de Geyter een beroep op hem om te komen spreken. Het succes van zijn optreden eind februari, begin maart, en opnieuw eind maart, werd nog overtroffen door de hartelijkheid waarmee men hem omringde. Antwerpen, Tine's geboortestad, gaf hem een gevoel van thuis te zijn. Hij werd er zich van bewust dat de Vlaamse Beweging nog wel iets méer was dan retorisch geronk. Een curieus feit is de boottocht naar Kinderdijk, eind maart, en de gezellige praatnacht aldaar: een uitdagend reisje, want zolang er een vonnis lag, was Holland uiteraard gevaarlijk terrein. Van dit tweevoudig verblijf in Antwerpen naar het Congres in Gent, eind augustus, loopt een rechte verbindingslijn. De tussenliggende tijd met de geregeld doorgaande reeks Van den Rijn, lijkt vrij kalm maar is dit psychisch allerminst. Uit Italië kwamen verontrustende berichten omtrent Tine's gezondheid; en op 20 april vertrok Mimi naar Wenen. Naar Multatuli in een brief meedeelt, leidde haar aanwezigheid hem af, zijn werk verplichtte hem alleen te zijn. Niemand weet waar of bij wie Mimi in Wenen heeft gewoond, wat zij er te doen had, hoe lang zij er gebleven is, welke contacten met Multatuli zij onderhield. Noch van háar brieven uit deze tijd, noch van | |
[pagina 18]
| |
de zijne aan haar, is ook maar éen letter teruggevonden. In het najaar blijkt zij weer in Keulen te zijn, in de zomer was zij er stellig niet. Het werk waaraan Multatuli begonnen was en dat hem geheel opeiste, was een nog naamloos koningsdrama, waarvan de idee nauw aansloot bij zijn brochure over Pruisen en Nederland. Een reeks idealistische monologen in rijmloze vijfvoetige jamben kwam vlot tot stand, maar die vormden samen nog geen toneelstuk. Hij zag dit zeer goed in, maar was niet bij machte een oplossing te vinden voor dit structureel probleem. Het congres in Gent, waar Multatuli voor het eerst na jaren Van Lennep weerzag, is vooral bekend gebleven door het incident-Vreede dat eraan voorafging: de waarschijnlijk wat alkoholische opgewondenheid van de utrechtse hoogleraar die ongehinderd door enige kennis van zaken maar vast overtuigd dat het vaderland beledigd was, de zaal instormde waar Multatuli juist had gesproken. Toch heeft diens toenemende gedeprimeerdheid na Gent wel diepere oorzaken dan dit soort malle misverstanden en de perfide persrel daarna. De berichten uit Italië waren ernstiger dan ooit. Het toneelstuk, zo hoopvol begonnen, bleef in lange fragmenten steken. De situatie na Mimi's terugkeer uit Wenen was even uitzichtloos als voor haar vertrek. Ook zijn illusie, in Antwerpen ontstaan en in Gent versterkt, met een eigen krant leiding te geven aan de vlaamse zaak, bleek allengs irreëel. Vlaanderen kon niet geholpen worden door hém, hij niet door Vlaanderen. Voor allebei zou een heel ándere redding noodzakelijk zijn. En voor Nederland meteen. Er waren nog meer emotionerende zaken, minder negatief maar wel verwarrend. In juni publiceerde The North British Review een uitvoerig artikel over de Max Havelaar, waaruit men kon afleiden dat dit explosieve boek na zeven jaar vertraging nu toch bezig was tot Europa door te dringen. Een paar maanden later werd dit artikel in z'n geheel overgenomen door de Revue Britannique in Parijs. Bovendien slaagde A.J. Nieuwenhuis erin, zijn Havelaar-vertaling, die in het najaar van 1864 ongepubliceerd was gebleven, nu opgenomen te krijgen in de Revue moderne. Tezelfdertijd bleek een toegewijd bewonderaar uit Den Haag zich tijdens een londens verblijf zó in het Engels te hebben bekwaamd, dat hij in staat was geweest een vertaling te voltooien, en deze was in Edinburg ter perse. Het lijkt nauwelijks denkbaar dat Multatuli van dit alles geheel onkundig | |
[pagina 19]
| |
is gebleven en er pas in november van hoorde. Het ziet er eerder naar uit dat het totaal ontbreken van schriftelijke gegevens veroorzaakt is door het vernietigen van dokumenten die bezwarend zouden zijn t.a.v. Jacob van Lennep als de eigenaar van het auteursrecht. Emotionerend was ook het feit dat Busken Huet, die na de uitermate gunstige bespreking van Multatuli's brochure door hem steeds meer als een vertrouwd vriend en een overtuigd bondgenoot werd beschouwd, nu, de veertig voorbij, zich ging bevrijden uit zijn ondergeschikte baantje te Haarlem en in bespreking was over een belangrijke journalistieke positie in Indië. Bij Multatuli kwamen alle goede herinneringen aan zijn tropenjaren boven, hij rekende erop dat Huet in Indië zijn opvattingen zou bepleiten, zijn standpunt zou verdedigen, en gaf hem alvast politieke voorlichting en huiselijke raad. Maar meer nog dan het koloniale vraagstuk hield de kritieke situatie in Nederland Multatuli bezig. De verkiezingen na de kamerontbinding van 1866 hadden de liberale oppositie allerminst verzwakt. Deze vond nieuw voedsel in de Luxemburgse kwestie, d.w.z. de hoogst riskante positie van Nederland tussen Napoleon iii enerzijds die erop uit was Luxemburg van Willem iii te kopen, en Bismarck anderzijds die te kennen gaf zoiets als een casus belli te beschouwen. Ofschoon het nederlandse kabinet er handig in was geslaagd een internationale crisis te voorkomen en de nieuwe regeling redelijk en eervol mocht heten, was de Tweede Kamer ontstemd omdat men alles buiten haar om had bedisseld: op 27 november werd de begroting van Buitenlandse Zaken met 38 tegen 36 stemmen verworpen. In deze spannende dagen richtte Multatuli zich vanuit Keulen tot Rochussen, de conservatieve grand old man, die twintig jaar tevoren G.-G. van Nederlands-Indië was geweest en die een zekere sympathie had voor Multatuli's nonconformisme. Ervan overtuigd dat de verrotting in het staatsbestel nu wel voor iedereen zichtbaar was geworden, stuurde Multatuli hem allerlei plannen en adviezen, en stelde zichzelf beschikbaar voor de uitvoering daarvan. Al zijn de papieren destijds wegens hun compromitterend karakter goeddeels vernietigd, uit Multatuli's openhartige brieven aan Tine en aan Huet blijkt onmiskenbaar wat hem voor ogen stond: een krachtig bewind van koning en kabinet dat binnenslands kamerontbinding en grondwetswijziging zou aandurven en buitenslands het verdelen | |
[pagina 20]
| |
van België tussen Frankrijk en Nederland. Op die manier zouden er twee staten ontstaan, sterk genoeg om Bismarck voortaan in toom te houden, en had men meteen het vlaamse vraagstuk definitief opgelost. Bij al deze zaken zou men zijn invloed, zijn pen als politiek polemist moeten gebruiken om de liberale praatjesmakers machteloos en monddood te maken. Hij begon alvast met het ontwerpen van een uitvoerig memorandum en werkte daar dagenlang intensief aan door. Dat hij Rochussen en op diens achtergrond ook leden van het kabinet niet geheel doof vond voor dit soort wensdromen, blijkt uit de feiten. Van Rochussen ontving Multatuli een vel gezegeld papier om de koning gratie te vragen; dat gebeurde op 13 december dan ook, al vond hij zoiets een futiliteit in verhouding tot de geweldige dingen die er op het spel stonden. Rochussen suggereerde hem naar het schijnt herstel in functie, schadevergoeding en een hoog inkomen, en in elk geval heeft Rochussen niet verhinderd dat hij zulke verwachtingen had. Maar alles hing ervan af of het kabinet voor zijn taak berekend was: de Kamer nú te trotseren moest een duidelijk teken zijn dat er voortaan weer krachtig zou worden geregeerd. Inderdaad besloot de koning op 21 december de ontslagaanvraag niet in te willigen. Tegen oudjaar 1867 verkeerde Nederland in een uitermate kritieke situatie, waarvan de kansen door Multatuli dag na dag met spiedende blik werden bekeken. Hoewel voorlopig nog op afstand. Want de gratie liet op zich wachten, te lang voor zijn ongeduld, en het geld, nodig voor schulden, kleren en treinreis naar Den Haag, dat Rochussen in een niet-aangetekende brief had verzonden, bleek te zijn gestolen. Op oudjaar verkeerde ook Multatuli zelf in een krisis. G.S. |
|