[15 mei 1866
Brief van Tine aan Kallenberg van den Bosch]
15 mei 1866
Brief van Tine aan R.J.A. Kallenberg van den Bosch. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. (M.M.)
Amsterdam 15 Mei 1866
Waarde Heer van den Bosch!
Vergeef mij dat ik U lastig kom vallen, maar de welwillende sympathie die U mij door uw bezoek laatstlede getoond hebt doet mij de vrijpostigheid nemen mij tot U te wenden om U mijn voornemen mede te deelen waartoe ik besloten ben.
Tot nog toe ondervond ik zeer weinig hulp, t' geen mij op t' idéé heeft gebragt om te zien of ik weer naar Indiën kon komen met mijne twee kinderen, dat idée heeft de goedkeuring van den Heer Koning en den Heer Kruisinga verworven, de Heer Kruisinga zeide mij ‘dat als dat mijn heilig plan was hij zeker was dat ik hulp zou krijgen om dat plan ten uitvoer te brengen. Ik had al reeds eene annonce in t' handelsblad laten plaatsen om met eene familie mede te gaan tot leiding der kinderen maar er is nog niets opgekomen. Er liggen schepen die direct naar Soerabaye gaan ik zou zoo gaarne wenschen dat ik met een dier gelegenheden weg kon gaan, eenmaal in Indiën, ben ik niets bevreesd dat ik geen middel van bestaan zal vinden. Dekker kan dan van zijn kant doen wat t' beste is om onze positie te herstellen, maar ik zou alléén dáár moeten zijn dan ben ik zeker dat men mij voort zal helpen. Nu is mijn verzoek of U mijn plan zoudt willen mede deelen aan diegenen die U denkt sympathie genoeg voor mij te hebben om iets bij te dragen tot verwezelijking van mijn plan. de Heer d'Ablaing of de Firma Meyer (Kalverstraat 246) zoude zich er mede willen belasten. Ik zeg dit omdat ik gehoord hebt, t' men