martine geweest, en die zei ik was ‘un auteur original et distingué. Nu, na 't hooren van Chap. 1 beduidt dat niet veel. Maar had Lamartine gezegd: ‘ik serait difficile de trouver un editeur en france, à cause de l'interêt local de l'ouvrage.’ Ja, dat is waar.
Den Haag, vrydag avend.
(na berekening 6 Mei)
Ik weet niet waar ik belanden zal. Ik ben gister by Hotz gekomen. Flauwe ontvangst. Allerlei discoursen (te lang om nu te vertellen). Kortom de slotsom is dat ik niet weet waar ik heen moet. En je brieven! Hier hebben ze aan 't postkantoor gezegd myn brieven naar Brussel te sturen; dat hoor ik van avond eerst, weet je: aan 't postkantoor! Ze worden dus niet meer eerst hier aan huis bezorgd. Dus misschien is er vandaag een geweest hier geadresseerd die ze ook naar Br. hebben gezonden. En als Everdine schryft zullen ze hem ook naar Br. terugzenden. Uit een en ander - ook uit het disponeeren over myn kamer - blykt me dat de Hotzen me niet terug wachtten. Van nacht slaap ik nog hier op een bank, en morgen ga ik weg, maar ik weet nog niet waarheen. Ik hoor eerst nu, half negen, dat ik van nacht myn bed niet kan krygen, anders ware ik al van avond weggegaan. Maar waarheen, weet ik niet.
... Myn stemming is tamelyk bitter. O, dat zoeken naar een steen om 't hoofd neer te leggen!
Zaturdag morgen, half een... Ik lees in je brief ‘le ridicule touche au sublime, ja en 't treurige raakt ook aan 't gekke - ‘le triste au baroque’. Verbeel je ik schryf dit in 't Z. Holl. koffyhuis, en weet letterlyk niet, waar ik heen moet. Ik heb by H. myn goedje gepakt - een koffertje en een hoedendoos - en toen ben ik de deur uitgeloopen om te bedenken wat ik doen moet. Misschien eerst naar Amsterdam, misschien hier in een logement, misschien als ik daartoe in A. 't noodige geld kan krygen, naar Parys... ik weet waarlyk niet.
Je vraagt wat me naar huis dreef? - ik vind je vraag prettig, en begryp hoe je die doet. - Nu, dien woensdag morgen vroeg bedacht ik... neen, zóó is 't. Ik ben meermalen maanden van huis gebleven, en dat drukte my dan zoo. 't Was net of de kinderen my vreemd werden. Nu had ik al dikwyls voorgenomen om als ik naar huis kòn, al was 't dan maar voor een of twee dagen, het te doen, en niet zooals vroeger wel - altyd uit te stellen tot ik eens voor lang - of tant soit peu