[13 april 1864
Brief van d'Ablaing aan Braunius Oeberius]
13 april 1864
Brief van R.C. d'Ablaing van Giessenburg aan N. Braunius Oeberius te Bolsward. (Kopieboek 3, blz. 2. M.M.)
WEd: Heer
Toen het eerste vel van den tweeden bundel Ideen gereed was om afgedrukt te worden, is Dekker onverwachts op reis gegaan, en heeft gedurende zes maanden hoegenaamd niets van zich doen hooren. Het eerste vel staat nog altijd gezet bij den drukker; dus de eerste aflevering, bevattende den brief aan Mevrouw Pruimers is nog steeds ter pers.
Eenige dagen geleden ontving ik eindelijk een bezoek van Dekker, en vernam van hem dat zijne positie nog steeds dezelfde is, d.w.z. den eenen dag niet weten hoe den anderen dag aan den kost te komen, en dat hij zich volstrekt niet opgewekt gevoelde voort te gaan met schrijven, omdat hem dit niet genoeg opleverde, of in Nederland opleveren kan.
Dekker heeft zijne eigenaardige zienswijzen en is niet tot kalm nadenken te brengen. Zijnen vrienden doet hij den moed verliezen hem te schragen en onder het aantal zijner vijanden is er geen voor hem gevaarlijker en magtiger tevens, dan hij zelf.
Vergeef mij bid ik u de kortheid van mijn antwoord, ik heb zoo veel te doen, dat ik vooreerst er niet aan denken kan, meer dan enkele oogenblikken voor mijne ontspanning af te zonderen.
Na beleefde groete
UEDwDr.