[20 februari 1862
Brief van Multatuli aan Tine]
*20 februari 1862
Brief van Multatuli aan Tine, kennelijk geschreven na de eerste voordracht. (Brieven VI, blz. 14; Brieven WB VI, blz. 12)
Herinneringen aan deze lezing, en aan de volgenden, werden gepubliceerd door Dr. Hendrik de Vries in ‘De Dageraad’, jaargang 1886-1887, deel II, blz. 208-209.
's avonds 12 uur.
Lieve beste Hart. Alles wel! Ieder zegt dat het goed was. Ik ben zeer tevreden. Mijn stem enz. is mij zeer meegevallen, ieder heeft elk woord verstaan schoon frascati groot is. Ik heb gesproken (of gelezen) van 8-11 met twee kleine pauzen. Zeker langer dan 2½ uur. Welnu, ik was niet eens moe. Ik dacht dat ik zoo zwak was, en heb gesproken met veel gemak. Ieder is tevreden. Ik had ca. 400 menschen. Doch daaronder waren veel vrijkaartjes. Maar dat is niets. Ieder zegt dat er een volgende keer meer zullen komen. Ik ben heel heel in mijn schik. Meijer zei ook dat het heel goed was. - De zorg voor 't dagelijksch brood is voorbij! Goddank, Goddank!
Ik had een gedistingeerd publiek. Het was tot het laatst toe zoo stil dat men een speld kon hooren vallen. Dat was mij een goed teeken. Dag lieve schat.
't Komiekste was dat en mijn publiek en ik zich hebben bedrogen in elkaer. Zij wachtten hevigheid etc. en ik was heel zacht. Ik wachtte voetgetrappel, geschuif etc. en in plaats daarvan was 't zoo stil, ja stiller dan in een kerk. Ik heb slechts eenmaal iemand heel zacht hooren opstaan.
Och beste, 't is zoo goed gegaan!