Volledige werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862
(1960)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 477]
| |
Donderdagmiddag. Lieve lieve beste Tine! Ik heb je brief aan Siet! Je bent mijn Tine. Je weet niet hoe dol ik op je ben. Ik schrijf je dat nu expres, niet omdat je dien brief hebt geschreven, maar omdat ik wist dat je zoo'n brief schrijven zou! 't Is of ik 't voorzag toen ik die inleiding schreef van de brieven aan Fancy. Neen, lieve beste engel, ik heb niets te veel gezegd. Vraag aan Siet of ik u liefheb? Doe dat eens. En niet nu na dien schoonen brief, maar altijd. Vraag het haar. Ik verwaarloos je. Je kunt je geen begrip maken van mijn minnebrieven. 't Lijkt weer naar niets. Ik verwaarloos u omdat ik drokte heb. Ik verzeker je dat Siet en ook Theodoor uw brief waard is. Theo zou aan Edu geen enkele leugen zeggen, al stond er de dood op. Het is een uitstekend kind. Toen ik nog bij hun kwam (nu niet meer) legde hij zijn boek waar hij uit leerde of zijn lei op mijn knieen. Maar dat mogt niet meer. Nu mag Siet hem geen zoen meer geven als hij slapen gaat. Dat bedroeft hem zoo. Ik schrijf je nu zoo haastig om je gaauw te zeggen dat je mijn lieve beste engel bent. Vraag 't maar aan Siet. Zij zal 't u zeggen. Dag beste jongens. O die deugniet met de cayennepeper! Ik heb toch gelachen. Vrijdag. Deze is gister blijven liggen. Ik schrijf mijn minnebrieven. 't Lijkt op niets. Ik zou moeite hebben je te zeggen wat het is. 't Is alles! Poesie, sarcasme, politiek, wellust, scherpte, logica, godsdienst, alles. Ja, ik weet wel dat je absoluut geld moet hebben, lieve hart. Maar daarom wil ik juist wat voortwerken. Dan ziet de uitgever dat ik produceeren kan. Ik heb wel veine, geloof ik. Je krijgt gaauw meer proefdruk. Dag lieve engel. Ik ben zeker als ik mijn minnebrieven afheb (160 pag.) dat ieder uitgever mij geld geeft. Maar ik moet doorwerken. Jammer dat Gunst arm is, en de anderen durven niet drukken wat ik schrijf. |
|