[10 juni 1861
Brief van Multatuli aan Günst]
* 10 juni 1861
Brief van Multatuli aan F. Günst. (Brieven V, blz. 139; Brieven WB V, blz. 104)
Waarde Gunst.
Ik heb u eigenlijk niets te zeggen, maar ik wil ongevraagd op schrift herhalen, wat ik u zeide: ‘Ik dank u hartelijk voor uw vertrouwen. Ik zal u 10 vel copy leveren en spoedig. De titel is ‘Brieven aan Fancy’ of liever eenvoudig:
‘Minnebrieven door multatuli’.
Minnebrief wil zeggen: mijn intiem oordeel over de meeste zaken van menschkunde, Chr. dom. Ind. huishouding, letterkunde etc. 't Zal een arabesque wezen van aandoeningen.
Als gij over 4, 6, 8, of 12 maanden in gemoede verklaart, dat gij schade hebt geleden door uw lief vertrouwen van heden dan blijf ik voor die schade uw schuldenaar. Hartelijk gegroet.
tt. Douwes Dekker.
10 Junij 1861.
Kom niet bij mij. Ik sluit mij wat op.
Ik wil dat ze mijn minnebrieven koopen.
Dat ik den titel verander, is omdat ik Fancy laat antwoorden en 't dus geen brieven zijn uitsluitend aan haar.
Ik stel u voor, maar dat is uwe zaak, om dadelijk werk te maken van de uitgave.
't Publiek verwacht een schandaal in gewonen zin. En zeg vooral niet, dat het meisje waarmee ik boeleer mijne fantaisie is. Dat blijft het geheim der denkers.
Laat me maar begaan. Ik wil, dat men mijn minneliedjes in den aanvang verkeerd begrijpt. Ik wil dat men zegt: och, die arme vrouw! En ik hoef goddank niets te verzinnen, want ik heb indedaad allerlei Fancies en fantaisiën.
't Is mijne zaak en niet die van 't publiek, of mijne fancies, vleesch en been hebben.
Lees eens dien tijdspiegel, waarin ik betoog, dat ik niet schrijven kan. Daarin komt Fancy even voor.