[9 juni 1861
Brief van Multatuli aan Günst]
* Waarschijnlijk 9 juni 1861
Brief van Multatuli aan F. Günst. (Brieven V, blz. 138; Brieven WB V, blz. 103)
Met de ‘brieven van Fancy’ zijn de latere ‘Minnebrieven’ bedoeld, waarvan de uitgave in eerste instantie blijkbaar door een andere uitgever dan Günst is overwogen en geweigerd.
Zondag morgen
Waarde Gunst!
De Heer Weytingh schreef mij bijgaand briefje. Scrupules!
Gister avond liep ik bij hem en las hem de Inleiding voor mijner ‘brieven aan Fancy’ en de Heer Brave zei ronduit, dat hij dàt niet kon uitgeven.
Ik verwachtte dat. Het is voor een gewoon boekverkooper te forsch. Voor u of voor Meyer zou 't goed zijn en ik beloof u groot debiet.
Nu hebt ge op 't oogenblik geen geld. Goed. Maar kunt ge 't niet krijgen? Geloof mij, dat het ook voor u niet alleen een goede daad is, maar een goede zaak.
Noem mij Grietje, als je van die brieven aan Fancy minder dan 2000 exx. verkoopt. Ik wil dat ze 't koopen. Maar er is dadelijk geld noodig. Ziet ge er geen kans toe? Leen, beloof winst. Daarvoor doen de menschen veel.
Hartelijk gegroet van
tt. Douwes Dekker.
Ik begrijp toch niets van uwen handel. Zie eens. Als een koopman noodig heeft f 400.- om kontant wat koffy te koopen, die veel winst zal afwerpen, kan hij dat geld dan niet krijgen?
Zeg aan den geldschieter, dat gij een goede zaak misloopt, als ge 't geld heden niet hebt.
Ik geef u mijn woord, dat ik na 11 Juny mijne ‘brieven aan Fancy’ niet voor f 1000.- geef.