[16 mei 1861
Brief van Multatuli aan Tine]
* 16 mei 1861 Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven V, blz. 69; Brieven WB V, blz. 56). Het verslag in de ‘Amsterdamsche Courant’ staat in het nr. van 16 Mei 1861, blz. 2.
Donderdag morgen
Lieve beste Tine, je bent een engel, mijn kind, dat wist ik wel. Ik wou dat je alles wist wat ik aan Siet over je gezegd en geschreven heb, dan zou je wel tevreden over me wezen.
Ik schrijf haastig want ik heb drokte. Gisteren is er gepleit (over 14 dagen uitspraak) en daar heeft de Amst. Ct. een zoo partijdig en gemeen verslag gegeven van de zaak dat ik daar wat tegen doen moet. Ik heb dus te overleggen met mijn advokaat. Vandaar mijn drokte.
Ook onderhandeling met Nijgh over een opterichten tijdschrift, dus drokte. Ik heb iets gedaan waarover ik mij schaam, ik heb namelijk geld uitgegeven, ik ben uit mijn roer geloopen. Ik heb wel een excuus, maar toch bezwaart het mij vreesselijk. Ik zal 't je later geheel vertellen. Ik kan je daardoor vandaag geen geld zenden, maar ik hoop spoedig.
Maar dat ik je gaauw geld hoop te zenden is niet om Siet; want hare omgeving kennende weet ik zeker dat het niet mag. Ik wil haar graag bij u hebben, heel graag, liever nog dan bij mij, maar voor ditmaal zal 't niet gaan. Later zal ik proberen. Siet is instaat om een zelfstandige vrouw te worden.
Ik heb haar vandaag uw brief aan haar gezonden.