ren, maar bij dat alles ontzettend veel hartstogt. Zoo'n stomme vader die niet weet wat er omgaat in zijn eigen kind! Het is onmogelijk dat zij geen rol speelt in de wereld, jammer maar dat die rol waarschijnlijk niet mooi wezen zal wanneer zij aan zich zelve wordt overgelaten. Zij heeft mij ingepakt dat beken ik, maar toch zou ik als ik alles voor 't wenschen had, haar het liefst bij u zien, zonder mij. Ik geloof dat jij haar goed zoudt kunnen leiden, maar de omstandigheden laten dat niet toe, helaas.
Daar zij weet dat wij (of ik alleen helaas), naar Indie zullen gaan, of dat daar kans op is, leert zij voor een examen, om zóó, als voor eene conditie naar de Oost te gaan, en dan bij ons te komen. Nu, als wij dan in eene redelijke positie waren zou dat goed zijn. Als die lamme omgeving haar niet hinderde, beweer ik dat zij een schrijver kon worden. Zij heeft stijl, wat zeldzaam is, en vooral wanneer men let op hare opleiding die toch heel burgerlijk en bekrompen was.
Verleden schreef zij:
‘Ik dank u nog wel voor het Gebed van den Onwetende. Daar is alles in twijfel, geloof, zachtheid en scherpte, en 't slot is weer zoo sarkastisch! Gij komt mij altijd voor alsof gij twee zielen hebt.’
Maar hartstogt beheerscht haar op 't oogenblik, en ik vrees voor haar als ze alleen zal staan...
Wat mij betreft, ik heb haar ernstig voorgesteld haar niet meer te zien, maar ik kan het niet van mijzelf verkrijgen.
Ik wou dat ze bij u was.
Apropos lieve, heb je die vellen van den begonnen roman: Fancy, tehuis? Ik zal dien moeten afmaken voor Nijgh. Maar je hoeft het niet te sturen. Ik had wel gewild dat ik voor dat ding van Nijgh wat meer loisir had gehad; maar ik ben vreesselijk gehinderd. Die Veth! 't is schande! Je hebt geen begrip van de beroerdheid der menschen.
Men schijnt zich in 't publiek veel te bemoeien met mijn proces. Den 15 en wordt er gepleit, en dat staat in alle couranten, als een zaak van gewigt. De redactie van die berigten is nogal naar mijn zin omdat er duidelijk staat dat de heer van Lennep den heer Douwes Dekker hindert in 't uitgeven van eene volkseditie. Nu kan ieder zien, dat het geen geldhistorie is. Dat doet mij genoe-