[25 februari 1861
Brief van Multatuli aan Tine]
* 25 februari-1 maart 1861
Brief van Multatuli aan Tine. (Brieven V, blz. 32; Brieven WB V, blz. 24).
B.v.K.: Brest van Kempen. - Bl: Bleeker.
Den Haag maandag avond.
Lieve beste kind. Ik heb eigenlijk geen lust u te schrijven over de hoofdzaken omdat ik niets weet. Van Hoevell raadde mij ook aan weer in dienst te gaan. Hij zou den minister polsen, schoon ik van mijn zijde mij tot niets verbonden had.
De reden dat men zoo partij trekt voor B.v.K. is eenvoudig dat hij geen hulp noodig heeft en ik wel. Als ik regt heb zou men mij moeten helpen, 't is dus makkelijker te twijfelen aan mijn regt. Evenzoo die raad om te proberen weer naar Indië te gaan. Dat is alleen om van mij af te zijn.
Van Vloten schrijft heel vriendschappelijk. (Hij acht de stukken van v.d.H. en van Lion ook niet) maar komt er toch telkens op terug dat ik weer naar Indië moet gaan. Dat wil met andere woorden zeggen: ik help je niet meer!
26 's avonds. Nog heb ik Bl. niet gesproken. Hij is uit de stad! Zoo gaat het altijd. Intusschen zit ik hier bij Fuhri te wachten op den uitslag van de bemoeijingen van van Hoevell.
Ik zend u hierbij het laatste briefje van v. Vl. Het heeft mijn aandacht getrokken hoe hij zegt dat de mij verleende hulp mij benadeelt in de publieke opinie. Dat is alweer een mooi pretext.