dig keuren eene plaats in de Tweede Kamer in te nemen, acht ik mij verpligt, ter voorkoming van misverstand, te verklaren, dat ik niet, zoo als de mij toegedane Kiezers meenen, een Fries, doch te Amsterdam geboren ben. Mijne Moeder echter was eene Friezin en ik meen, dat ook mijne Voorouders van Vaderszijde Friezen waren. Doch - Fries of niet - ik zal, wanneer ik bij deze of eene volgende gelegenheid gekozen word, voor mijn deel de belangen voorstaan van het Nederlandsche Volk en trachten bewaard te blijven voor dien ‘esprit de clocher’, die de Krachten der Natie verbrokkelt door het ontsnoeren van den roemrijken pijlbundel onzer Vaderen.
Ik verklaar ronduit - honny soit qui mal y pense - dat ik den Heer Duijmaer van Twist heb toegejuicht, toen hij als Afgevaardigde van Amsterdam den moed had in de beruchte Spoorwegkwestie te stemmen tegen het waar of vermeend belang van de Hoofdstad, in de onderstelling altoos, dat hij in gemoede geloofde aldus te moeten stemmen in het algemeen belang en tevens dat ik nooit mijn votum schenken zou, bijv. aan eene Wet ter bescherming der Geneverbranderijen, al ware ik met algemeene stemmen gekozen door het District Schiedam.
Multatuli
Amsterdam, 27 October 1860.