adres van 't tijdschrift? Ik begrijp om de wereld niet hoe je op van Vloten denkt? Of was het postmerk van Brussel? In dat geval is de geheimzinnigheid heel kinderachtig. En bovendien ik kan het toezenden van fr. 200 op die wijze niet rijmen met mijn brief aan v. Vl. Hij moest of boos zijn en niets doen, of bij u komen en meer doen.
En nu Jan! Ik ben er regt verdrietig over. Heden nog schreef ik aan Pieter: ‘Met Jan wil ik niet meer te doen hebben!’ Daar blijf ik bij. Dat weet je, en je gaat met hem naar de opera. Hij heeft mij in een publiek koffijhuis verweten dat ik voor een paar gulden papier had cadeau gedaan aan de meisjes - dat was van zijn geld! En nu neemt gij geld van hem aan! Ik moet er nu rijp over denken hoe te doen.
Ik hoop te zorgen voor het geld van de portretten. Ik vergeet dit niet.
Ik vind dat komen van Jan bij u beroerd. Hij weet dat ik niets meer met hem te doen wil hebben, hij voelt dat hij in die zaak van de Haagsche oppositie een leelijke rol heeft gespeeld, en dat wil hij achter mij om afkoopen voor 100 franc! Maar kind, waar waren toch je gedachten! Wat heb je mij nu in een moeijelijke positie gebragt! Terugzenden is bar, en toch zal het moeten. Ik denk er over. Hoe kon je dit na alles wat ik je geschreven had aannemen? Als er dadelijk gebrek was geweest voor de kinderen zeg ik amen op alles, maar dat was er nu niet. Ik begrijp niet hoe je dat hebt kunnen doen. Moet ik nu de eerste keer dat ik Jan ontmoet - maar 't zal niet gebeuren! - hooren dat je van zijn geld naar de komedie bent geweest? Je wist toch alles. Tine, tine! Hoe kon je zoo doen! 't Was mij wel fr. 500 waard geweest als je gezegd hadt: ‘Jan, na alles wat er is voorgevallen heb je het regt verbeurd ons te helpen!’
Als het nu teruggezonden wordt is het eene kwaadaardigheid van mij. Als gij geweigerd had, ware het eene gepaste waardigheid geweest.
Ik hoef u niet te schrijven dat ik dol verlang u weertezien, maar ik heb zooveel in 't hoofd dat ik er van warrel. Wees in godsnaam geduldig. Ik mag u op 't oogenblik niet schrijven: Kom! Zoodra ik weg kan kom ik bij u om alles te bespreken.
Je hadt mij pleizier gedaan met niet zoo haastig heentestappen