Volledige werken. Deel 10. Brieven en dokumenten uit de jaren 1858-1862
(1960)– Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
Lieve beste tine! Je bent een engel van een meid! Och kind, ik heb je brief over Eugenie. Je bent mijn beste beste tineke. Lieve hart! Ik zend je vandaag: een tijdspiegel drie arnhemsche couranten een leeuwarder. Och beste kind, alles mee te deelen wat er over mij geschreven wordt is onmogelijk. Ik kan het niet bijhouden! 't Verwondert mij dat er nog geen kleedingstukken zijn à la Havelaar, want 't is een rage. Ik ben compleet l'homme du jour. Is 't niet komiek? Mijn streven is thuis te komen. Ik zoek daarvoor geld. Ik ben dol verlangend je te zien. U de geheele verhouding van mij te beschrijven is onmogelijk. Dat moet besproken worden. Ik heb van Hoevell gesproken. Ik gis dat hij er expres voor in de stad is geweest. Die vervloekte zaak met van Lennep. Nog ben ik daarmee niet klaar. Liefje zend de drie Arnhemmers en de twee Leeuwarders aan Pieter: Helder. Laat ze eerst lezen aan den heer van Vloten. Denk om frankeren onder kruisband. Ik heb alle uitnoodigingen om publiek te spreken afgewezen - 's Hage, Rotterdam, Arnhem, Zwolle, Kampen, Harlingen -. Ik heb daarvoor een reden. Mondeling. Van Hoevell wil mij in den Haag hebben. De oude historie. Men wil mij helpen mits ik mij aansluit bij de oppositie. Laat mij begaan. Ik kan alles zoo niet zeggen. Er bestaat een plan om mij pensioen aan te bieden voor 17 jaren dienst. Tant mieux! Hoogstwaarschijnlijk zal ik het afwijzen. Ook dat mondeling, hoop ik. Het eerste geld dat ik machtig word, gebruik ik om thuis te komen. Ik verlang dol. Ook naar de jongens. Och, hartje, ik weet wel dat Siet eigenlijk aan jou schrijven moest, maar 't lieve kind is in de war. Schrijf haar een heel hartelijk groetje. 't Is komiek, ik geloof dat die Anna het ook beet heeft, en dat ze op dit punt niet koel is. Ik zal je veel te vertellen hebben over die huishouding. 't Zijn beste kinderen. Je weet niet wat die Catharina een flinke meid is. Dat zou je razend meevallen. Maar papa en mama klagen dat ik de heele boel in de | |
[pagina 303]
| |
war breng, en ik geloof dat ze God zouden danken als ik wegwas. Maar de meisjes hangen mij aan. Ik beken dat ik dol op Siet ben. Herinner je je haar oogen? Dag engel, ik zal Eugenie schrijven. En attendant grondez la bien de ce qu'elle nous avait tout à fait oubliés. Dag tine, mijn beste tine, je bent een lieve engel hoor. God geve dat ik spoedig thuis kom. De f 25 goed ontvangen. Ik reken er op dat je niet veel meer hebt. Ik zal trachten in tijds te zorgen. |
|