van Max Havelaar mij zijn huis aanbiedt. 't Is Fuhri van den Maréchal de Turenne.
Van mijn broêr is 't indigne, Mijn verstand staat er voor stil.
Ik verzoek U vriendelijk mij per ommegaande te antwoorden, want als het U bezwaart mij geld te zenden (wat ik natuurlijk vinden zou na al 't geen Gij voor mij gedaan hebt) vraag ik aan anderen. Naar Holland wil ik. Ik zal mijn boek aankondigen! Ik heb oogenblikken dat ik 't dralen van de dagbladen begrijp, maar ik sta er niet bij stil, - die kleine flaauwigheden vervelen mij. Laat het HB schelden op U, en de gedichten aankondigen van daCosta die zooveel schoons ‘gewrocht’ heeft met zijn ‘lam’, - laat de Bull den Heer Poolman tot eene persoon maken, 't is mij wèl. -
Hartelijk dank voor al wat gij voor mij gedaan hebt. Ben ik de schade op M.H. schuldig aan U of aan den Heer de Ruijter?
Er moet eene nationale inschrijving geschieden om de schulden van Max Havelaar te betalen. Ik maak mijn kinderen franschen, of Engelschen. Leve de Heer Ondermeulen die mijn geschrijf infaam vindt maar wat moet ik zeggen van de vrienden die 't zoo mooi vinden, en toch hun mond houden?
Ik verzoek U vriendelijk mij in staat te stellen in Holland te komen, - ik zal door alles heenslaan.
Hartelijk gegroet van ons beiden; ons gevoel voor U is het eenige dat, in mijn gemoed althans, voor 't oogenblik nog een liefelijk aanzien heeft, - voor 't overige ben ik vol bitterheid. - Ik denk dat Rochussen 't niet plezierig zal vinden dat ik in den Haag kom.
Uwedg Dienstwillige en dankbare Dienaar
Douwes Dekker
Gij zelf schreeft mij eenmaal: flectere si nequeo superos acheronta movebo -
Welnu, - de Superi van 't Handelsblad en de Amsterdammer schijnen zich niet te laten bewegen. 't Wordt tijd dat ik den Acheron beroer. Ik zal 't doen, Ik zal 't doen!