Amice!
Het is van ouds mijne ondervinding geweest, dat, als men tijding van iemand wacht en hem eindelijk zelf schrijft, de brief zich met den verlangden brief kruist. Dat is mij gisteren met U en heden met een ander weêr gebeurd.
Zend mij nu spoedig het adres, ongefrankeerd.
Ik ben nu bezig, Max H. te herlezen en met roode inkt, de noodige aanwijzingen te doen van hetgeen in blanko gelaten moet worden: zoo blijft uw h.s. ongeschonden. Ook veroorloof ik mij, hier en daar eene enkele korrektie in uw vaerzen, waar gij ei op ij laat rijmen. Dat moge in Holland rijmen, in Friesland en Zeeland rijmt het niet.
Om nu met de Ruyter een kontrakt te kunnen maken, dien ik het bewijs te hebben, dat ik daartoe het recht heb. Noch hij noch eenig uitgever zal natuurlijk drukken, veelmin geld geven, zonder overdracht van 't Kopijrecht, en dat kan ik hem niet overdragen zonder te kunnen aantoonen dat ik het bezit. Wees daarom zoo goed mij, met het adres aan Sire, een stuk op Zegel (belgisch) te zenden, waarbij gij verklaart mij het kopijregt over het werk getiteld enz: te hebben afgestaan en daarvoor te zijn voldaan naar uw genoegen. Ik kan dan dat stuk doen inlasschen in de overeenkomst, die ik met de R. maak.
Dat gij nog verkouden zijt, verwondert mij niet. Gevatte kou en zenuwen zijn slechte makkers in een en dezelfde woning en zouden op den duur die woning sloopen. Intusschen, cessante causa cessat effectus. Wanneer gij eenigen tijd uw keel gesmeerd hebt met drop, gerstewater en andere flaauwigheden, en hoofd en hart in kalme hereeniging met vrouw en kroost hebt doorgebragt, zult gij wel weêr een stem krijgen als een klok en een kleur als een bellefleur.
Ik heb zooeven een brief ontvangen van mijn Delvenaar, die u groeten laat, gelijk ook mijne vrouw doet, wie het zeer spijt, dat zij door de kortheid van den tijd, niet in de mogelijkheid is geweest, de uwe op te zoeken en van dienst te zijn. Zij had dit gaarne gedaan. Gij zult haar - ik bedoel uw vrouw en niet de mijne ook wel de hartelijke groete doen van haar en Uw vriend
Getd J. van Lennep.
Amst: 23 Jan. 1860