[21 december 1859
Brief van Dekker aan Van Hasselt]
21 december 1859
Brief van Dekker aan Van Hasselt. Dubbel velletje postpapier, tot bovenaan blz. 3 beschreven. (U.B. Amsterdam)
De heer R: minister Rochussen.
WelEdgestrHeer Mr W.J.C. van Hasselt.
WelEdelgestrHeer!
Ik heb er behoefte aan Uwedgestr te doen weten dat ik nog altijd alleen dáárom mij niet bij Uwedg aanmeld omdat ik niet spreken kan. t Is zeer lastig, vooral daar ik zoude noodig hebben U een en ander medetedeelen waarbij ik wenschte mij zoo goed mogelijk uittedrukken.
Ik ben namelijk verdrietig, - ik word opgehouden, opgehouden...
Men spreekt met den Heer R., en telkens weder, en nog eens, en nog eens - en gedurig moet ik wachten op de resultaten van later, - resultaten die uitblijven.
Ik zal nog een paar dagen wachten, en als er dan niets bestemd is, zal ik zoo vrij wezen mijzelf te helpen.
Vooraf echter beveel ik mij bij Uwegd aan voor een onderhoud, als ik zal kunnen spreken ten minste.
Na beleefde groete ben ik met de meeste hoogachting
Uwedgestr DwDienaar
Douwes Dekker
P.K. 21.12.59
't Is zonderling, schrijven kan ik ook niet. Ik merk nu eerst dat ik overluid stel; dat wist ik niet.
Ik kan wel reeds spreken zoodat men mij verstaat, maar ik kan niet zeggen wat ik U te zeggen heb.