antwoord op zijne zijdelingsche beschuldiging. Die brief is kras. Maar v. L. is tegen de verzending. Dit kan mij niet schelen. De hoofdzaak is dat v. L. zelf hem gelezen heeft en dat ook Hartsen (aan wiens invloed ik veel gewicht hecht) dien lezen zal. Dàt is de hoofdzaak.
Je hebt geen begrip hoe er wordt geintrigeerd tegen mij. Men loopt het bureau van de A.C. af, om de Bull tegen mij te waarschuwen. Fuhri, Kerkhoven (ik weet niet welke) en eene Wijthof die een neef moet zijn van van der Hucht. (Ken je die?) Kortom dat schijnt alles uitvloeisel te zijn van twee oorzaken: 1o. Haat van van Heeckeren, 2o. Pogingen van Rochussen om mij uit de Kamer te houden, want ofschoon hij zegt dat hij niet bang voor mij is, is hij het wèl!
Den brief dien ik hem schreef mag ik niet verzenden zonder toestemming van v. L., omdat het een antwoord is op een brief aan v. L. Hij, v. L., heeft den brief behouden en zei ‘wacht een paar dagen,’ dus misschien zendt hij hem toch.
Hartsen heeft aan v. L. geschreven dat hij begonnen was aan Max (hij is namelijk in den Haag voor de zitting van de 1ste kamer) v. L. zei me niets meer, maar ik vind het zoo aardig dat die menschen zulk een belang stellen in de zaak.
Ik wacht nu Jan's komst af. Het zou toch kunnen gebeuren dat ik nog wat in Amsterdam blijven moest, en misschien is het goed, dat ik door die klagten van Fuhri, Rochussen enz. nu door de schroom heen ben. De hoofdzaak is dat v. L. en v. H. mij niet alleen laten, ook de B. en Hartsen. v. L. zegt: ‘dat spreekt van zelf dat je schulden hebt, dat kan niet anders na al wat er met u is voorgevallen,’ en hij heeft Hartsen gewaarschuwd tegen insinuatien van Rochussen. v. L. is gloeiend tegen de v.d. Huchtsche kliek. Wees niet verdrietig dat die zaak van Raad van Indië afgesprongen is. Vraag je nu of ik het had willen zijn? ja! Maar die heele zaak was een tusschenwerpsel en ik dacht immers aan zoo iets niet toen ik mijn boek schreef. Dadelijk slagen op die manier had ik mij immers niet voorgesteld. Ik ben altijd veel verder dan voor twee maanden, v. L. heeft ronduit aan Rochussen geschreven dat ik in Amst. groote sympathie had en dat twee staatkundige partijen elkaar om mijnentwille de hand zouden reiken. Dat zegt nog al wat.