En dan nog iets. Mij is, eerst uit den roman, en nader hand uit een bezoek van Dekkers broeder gebleken, dat hij schulden, veel schulden heeft. Plaatst R. hem nu hier, gelijk Uw idee was, dan komt er beslag op zijn traktement en de man is niet geholpen.
De Bull en mijn schoonzoon Hartsen, aan welke beiden ik het adres van D. aan D. v. T. heb laten lezen zijn zoo met den man ingenomen, dat zij hem volstrekt willen voorthelpen. Hartsen woû hem maar terstond f 1000 voorschieten voor zijn roman en beweert, dat het werk in allen gevalle moet gedrukt worden. Wanneer een bezadigd, voorzichtig koopman, die zooveel belang bij de O.I. zaken heeft, alzoo spreekt, en in de uitgave geen gevaar, maar nut ziet, dan moet ik - die geen specialiteit voor de Oost ben (vide de Handels- en andere bladen van februarij jl.) wel mijn mond houden.
Ik heb den man geschreven over zijn Drama, dat de Ruyter op mijn aanbeveling drukken zal en hem tevens aangeboden, hier te komen: dan kan hij geholpen worden en ik wil over deze zaak liever spreken dan veel schrijven. Al hebben zijn krediteuren prise de corps tegen hem (ik geloof, dat hij daarvoor vreest) dan zullen zij toch zoo mal niet zijn hem te plakken. - Waar niets is, verliest de Keizer zijn recht.
Stuur mij s.v.p. den brief terug en geloof mij, hoogachtend,
v.h. 22 Nover
tt J v Lennep