[8 september 1859
Brief van Dekker aan Tine]
8 september 1859
Brief van Dekker aan Tine. Dubbel velletje postpapier, geheel beschreven. De brief is wellicht oorspronkelijk langer geweest. ( M.M.)
Brussel 8 Sept. (Donderdag avond) lieve beste Tine! Ik ontvang daar uw brief van 6. met den ingesloten van van Heeckeren! Adderengebroedsel... om ook eens met ‘den Heer’ te spreken! -
Toch is er iets komieks in zoo'n brief, maar let wel op dat dat vee geen hand uitsteekt - let wèl op dat er telkens nog iets aan de voorwaarden mankeert, telkens moet er nog een offer aan hunne infâme piedestalzucht gebracht worden,... en attendant laten ze U bij een ander logeren en als gij voortgingt te doen wat zij vragen, als ze U dan eindelijk genoeg hadden vertrapt en vernederd en gescholden, als ze al uw vel hadden afgevild, en al uw vleesch hadden uitgebrand (in naam van den Heer der Smeerlappen) dan zouden ze U... een wissel geven op dien Heer!
Lieve, goede tine, ik wist het wel dat uw briefje te 's Hage geschreven, niet helpen zou. Hoor eens, de zaak is nu zóó. Geloof mij, van hulp van die zijde komt niets. Wacht het geld van dat vervloekte grootboek af. Zend aan Chateleux wat hem toekomt. Geef Jan zijne honderd gulden. Ik hoop dat er nog eene kleinigheid over is. Daarvan zullen wij zien wat er te doen is om mij hier staande te houden voor een tijdje. Heeft Jan dien brief van v. H. gelezen en is hij niet verontwaardigd? t is waar hij deelt welligt hunne inzigten, ik beken dat ik hem niet ken.
Lieve beste, je zegt ik moet hem schrijven maar ik heb hem immers geschreven? Heeft hij dat briefje niet? Het was ingesloten in mijn vóórlaatsten.
Wacht af dat ge dat geld van 't grootboek in handen hebt en dan zou ik U voorstellen aan van Heeckeren te schrijven dat gij gelooft dat hij gek is of ‘in den Heere’ zonder meer. -
Van Heeckeren begrijp ik. Ik ken dat vee. Molière kende het ook... Hij heeft de Tartuffe geschreven. -
Maar Jan begrijp ik niet! Zeg hem dat. -
Uw briefje blijkt in groote aandoening geschreven over het voorstel van van Heeckeren. Lieve beste, geloof mij toch er is aan die ellendelingen niets verbeurd. Gij zegt: ‘als ik het niet