de tijdige indiening ditmaal door bijzondere omstandigheden, als ziekte onder het mij toegevoegde personeel, gemis gedurende geruimen tijd van eenen Secretaris, is vertraagd geworden. Onder mededeeling voor zooveel noodig, dat de onderscheiden, daarbij voorkomende zaken, die voor of gedurende het 1e kwartaal j.l. voor geregtelijke behandeling zijn aanhangig gemaakt wat de Landraadszaken betreft, bereids door die regtbanken voor het invallen der Poeassa zijn beregt geworden, moet ik voorts zo vrij zijn Uh.ed.g. aandacht te vestigen op eene door den bij besluit van 23 Maart j.l. No. 34 als Assistent-Resident van Lebak eervol ontheven en later bij besluit van 4 April j.l. No. 4 op zijn verzoek eervol uit 's lands dienst ontslagen Ambtenaar E. Douwes Dekker aan den voet van het gevangenregister van Lebak gestelde aanteekening, tot korte inlichting waarvan, ik het navolgende laat dienen.
De Ambtenaar D. Dekker, die op den 22n Januarij j.l. het bestuur van Lebak heeft aanvaard, heeft zich reeds op den 24n Februarij, dus nauwelijks ééne maand daarna in staat en bevoegd geacht tot het indienen eener aanklagte tegen den Regent en tegen andere hooggeplaatste Inlandsche Ambtenaren dier afdeeling en tot het doen van voorstellen, welke deels hun verwijdering uit het regentschap, deels hunne gevangenneming zouden ten gevolge hebben gehad.
De overhaaste onbedachtzame wijze van aanvatting eener zoo gewigtige zaak, zonder dat zulks door eenige voorafgaande opening aan den Resident van Bantam ware voorafgegaan, afkeurende zoo ben ik niet alleen niet toegetreden tot die voorstellen, doch heb ik op zijne weigering mij alsnog volle opening van den inhoud zijner klagten te geven, tenzij ik vooraf mogt willen ten uitvoer leggen de bewuste voorgedragen hevige maatregelen, de Regering van het gebeurde, vergezeld van mijne beschouwingen verslag gedaan, waarop later de eerste bovenaangehaalde beschikking gevolgd is.
In deze omstandigheden nu heeft de gewezen Ambtenaar Dekker blijkens voormelde aanteekening, grond gezocht om zich te verantwoorden, op mijne bij de ontvangst van zijn gevangenregister tot hem dd. 1e. April jl. gerigte aanschrijving, om de redenen op te geven, die de afdoening van enkele reeds zeer lang