[25 februari 1856
Brief van Brest van Kempen aan Dekker]
25 februari 1856
Eigenhandige brief van Resident Brest van Kempen aan Dekker. Dubbel velletje dun papier, waarvan twee zijden beschreven. (M.M.)
Serang 25 februarij 1856.
Geachte Heer Dekker!
Het is mijn voornemen morgen ochtend vroegtijdig even naar Rangkas Betoeng te komen, om aldaar plaatselijk het een en ander in verband met Uwe, zoo officiele als particuliere, mij gisteren van eene tournée terugkeerende, geworden letteren, te bespreken.-
Ik verwacht dat er vóór mijne komst niets zal hebben plaats gehad, en dus à plus forte raison, niets zal plaats hebben, wat ik reden zoude kunnen hebben voorbarig te vinden.-
Aangenaam ware het mij geweest dat Uedg. in eene belangrijke aangelegenheid als die waarvan quaestie is, niet dadelijk tot officieel papier de toevlugt had genomen, doch eenen weg had ingeslagen dien het in dusdanig geval voorzigtiger is te betreden, d.i. het doen van mondelinge opening en gedachtenwisseling, zijnde de tijd van officiele bevelgeving in een geval als het onderwerpelijke, eerst daar, nadat bezadigd vooroverleg ter zake heeft plaats gevonden. - Daar Uedg. dit niet gedaan heeft, schiet mij om daarin te voorzien niets over dan uit mijne thans juist zoo drukke bezigheden uittebreken en zelf naar Lebak te komen, om in gegeven omstandigheden datgene met Uedg. te regelen, wat geraden zal voorkomen. - Daar ik morgen ook weder naar Serang moet keeren, zal het mij aangenaam zijn den korten tijd van mijn verblijf ten Uwent mij optehouden. Hopende Uedg. en familie in welstand te zullen ontmoeten noem ik mij hoogachtend
Uedg. dw. dr.
Brest van Kempen
verzonden 2 ure s' middags