[Bijlage XXVIII
Missive van 22 augustus 1855 aan de Regent]
Bijlage XXVIII
Afschrift van een Maleise missive, door de Resident van Bantam op 22 augustus 1855 gezonden aan de Regent van Lebak. Enkel vel folio. (M.M.) Vertaling.
Afschrift
No. 269/8
Serang de 22 augustus 1855
Hierbij doe ik de Raden Adipattie weten dat ik de brief van de Heer Adsistent-Resident van Lebak, gedateerd de 1e van deze maand No. 279 waarin hij klaagt over het gedrag van het districtshoofd van Paroengkoedjang jegens de personen genaamd Issa, Doerahman en Madiean wonende te Kadoegelebek (district Tjimanoek) reeds onderzocht heb en na de processenverbaal van onderzoek en alles wat die zaak aankleeft gezien te hebben, is het mij duidelijk geworden dat het districtshoofd van Paroengkoedjang inderdaad grote schuld heeft omdat hij geheel buiten zijn bevoegdheid is durven gaan en de kleine luiden overlast en nadeel heeft berokkend, terwijl de districtshoofden juist altijd naar vermogen moeten helpen en beschermen.
Wat meer is, ik ben te weten gekomen dat het thans niet de eerste keer is dat dit districtshoofd van Paroengkoedjang toorn en gramschap kreeg voor zijn werk, want op 22 maart 1854 werd hij reeds ontboden bij de Heer Resident Wiggers en werd hem een werkelijk geduchte berisping gegeven om in de toekomst te verbeteren en bovendien eerst nu zie ik ook in het rapport van de vaccinatie-inspecteur dat slechts het districtshoofd van Paroengkoedjang niet wezenlijk voldoende de noodzakelijke werkzaamheden heeft verzorgd.
Daarom bepaal ik dat het Districtshoofd van Paroengkoedjang gestraft moet worden met veertien dagen arrest in de Paseban van de Regent van Lebak terwijl hem de eretekenen niet ten gebruike zullen worden gegeven; die blijven vooreerst in mijn handen.
Ook gaf ik opdracht dat hij aan ieder van die drie personen f4. - moet betalen voorzover mogelijk, als vergoeding voor het gebrek veroorzaakt door het vergrijp van het districtshoofd tegenover deze mensen.
En ik heb ook opdracht gegeven aan de Heer Assistent-Resident