eene papa gemaakt heeft. Nu kan het echter beide waar zijn. Misschien is de Heer C. haar stiefvader. Ik meen te weten dat C. vroeger ambtenaar was en eerst later land heeft bezeten. Dit zoude prouveren voor een huwelijk met eene rijke vrouw.
Zonder nu die familie C. uit het oog te verliezen, en gedurig andere plannen makende ben ik echter heden morgen naar de post geloopen en hoezeer ik daar nog minder heb gehoord dan gij kunt gissen, is dat juist een reden voor mij om op het spoor te komen. Ik verwachtte onwil of onwetendheid om mij te vertellen aan wie de brieven van Elise waren afgegeven. Maar zie, men had geene brieven ‘poste restante’ gezien. Dus moet Elise middel hebben geweten om onze brieven in handen te krijgen van den looper die ze van 't station heeft gehaald. Die looper moet mij dus op het spoor brengen.
Duivels, Duivels, alle Duivels! Ik heb den looper gesproken, en - de heele zaak schijnt een u i te zijn! Luister!
Eerst zeide de looper dat hij geene brieven poste restante gezien had! Ik beloofde hem f10 als hij de waarheid zeide, en deed mij voor als of ik de zaak onderzocht bij wijze van een fiscaal, Ja sprak van weggeraakte brieven, van verantwoordelykheid &c. Hij viel door de mand en bekende dat hij tweemaal een brief voor Made Elise had afgegeven aan zekeren Heer Berkhout die in den goude Leeuw logeert. Dit is naar zijne beschrijving een jong mensch die hier niet op 't dorp woont, doch slechts tijdelijk logeert. Wat hij is of van waar hij komt wist hij niet. Ook niet welke Jufvrouw er bedoeld was. De Heer B. had hem gezegd dat er brieven zouden komen zóó en zóó geadresseerd, dat hij die aan hem moest afgeven, dat het een grap was!
Dat de geheele zaak nu een ui is is duidelijk. Een jong meisje in de omstandigheden van Elise zoude geen jong mensch tot haren vertrouwde maken Men heeft de grap willen hebben den huwelijksheer met groene handschoenen en begeerige blikken in de kerk te zien zitten, en later dien zelfden heer in uniform bij Teupken te zien patrouilleren. Wie weet, wie daar boven voor het raam zaten en hoe goed is het dat wij in een rijtuig hebben gezeten. De heele zaak is duidelijk eene mystificatie Men had zich met ons of met U vrolijk willen maken, en heeft dat ook