zienlijke sterkte, Nieuw-Victoria genaamd, vervangen. Men vindt er kazernen en woningen, zoowel voor Civile Ambtenaren als Officieren, voorts magazijnen, nagelpakhuizen enz. Nabij de stad liggen twee batterijen, en aan de andere zijde der baai is sedert eenige jaren een nieuw fort gebouwd, dat mede tot bestrijking der reede dient, en den naam draagt van Fort van der Capellen. De landingsplaats is voor het kasteel, aan een lang palenhoofd, van eene kraan voorzien. Door het kasteel komt men in de stad, en zoo op het groote plein, waarop alle straten van Ambon uitloopen. Dan heeft men Batoe-Mehra links, Batoe-Gadja vóór zich, en regts de zoo schilderachtig half tusschen het geboomte verscholene witte graven.
De bodem der baai is rotsachtig, zoodat de ankers slecht houden; daarom zijn er zware ankers op den wal gemaakt, waaraan de schepen, die digt onder den wal liggen, behalve dat zij een anker laten vallen, vastgemaakt worden.
Achter de stad ziet men, op een' rijzenden grond, het gebouw van Batoe-Gadja, het Gouvernementshuis of buitenverblijf van den Gouverneur. Het is in 1711 aangelegd, en ligt te midden van fraaije tuinen, die met velerlei heerlijke, deels zeldzame boomen voorzien zijn. Langs eene fraaije laan, of dreef, nadert men van het fort het sierlijke Batoe-Gadja.
Onder de belangrijke mannen, die hier gestorven zijn en wier aandenken men heeft bewaard, behoort eene eerste plaats te beslaan de beroemde Rumphius, die ook buiten 's lands, om zijne zucht voor de Natuurlijke Historie en de Kruidkunde dezer gewesten, de Indische Plinius genoemd wordt. De Gouverneur-Generaal van der Capellen stichtte hem eene grafnaald. Voorts, noemt men den Majoor Meijer, een' man van vele krijgskundige bekwaamheden; hij werd als Bevelhebber, in 1817, tegen de opstandelingen, nabij Ouw, op Honimoa, zwaar gewond, en stierf, na veel geleden te hebben, den 16den Januarij, 1818, naauwelijks 28 jaren oud. Op Batoe-Gadja werd hem een gedenkteeken opgerigt. Den 25sten December, 1830, overleed hier de Italiaansche Graaf de Vidua, een onvermoeid en rusteloos onderzoeker, zoowel als geleerd waarnemer der Natuur, ten gevolge van een' val in eenen krater, welke op dat oogenblik ziedend water en vloeibare stoffen uitwierp.