Verklaring
van een aantal vreemde, grotendeels Maleise en Sumatraanse woorden, gespeld zoals ze in de brieven en dokumenten voorkomen, met dien verstande, dat er vaak twee of meer spellingen zijn van hetzelfde woord.
a ℔: amsterdams pond |
acariâtre (Fr.): twistziek, snibbig |
amfioen: opium |
amok: razernij, vooral bij opiumschuivers |
anachoda: scheepskapitein |
anak boea: onderhorige, opgezetene |
anak radja: vorstenzoon |
anak semang: bij een familie inwonend arbeider |
anno currente: in het lopende jaren |
ao po: anno passato (Lat.); verleden jaar |
atap: dakbedekking van aan elkaar geregen palmbladeren |
baleh-baleh: rustbank |
barissan: korps inlandse militairen, in gouvernementsdienst |
bendie: tweewielig eenpersoons-wagentje |
benting: sterkte, vesting, fort |
boedak: slaaf |
c. en a.: consideratiën en advies |
cfm.: conform |
cicisbeo (Ital.): begeleider en vertrouwde van een dame |
costij: daar ter plaatse; aldaar |
dammer: harssoort, uit de dammaraboom |
datoe: stamhoofd, vorst van lagere rang |
djaksa: inlands officier van justitie; opsporingsambtenaar |
djoeroetoelias: inlands pakhuisopzichter |
djummoh: wapen |
douillet (Fr.): zacht, week, mollig |
evictie: borgtocht; ontzetting uit eigendom |
fiskaal: officier van justitie |
gantang: een twintigste deel van een picol, dus ruim 3 kg |
gendie: aarden kruik of karaf |
goetji: kruik |