fatsoenlijk inlandsch hoofd. - Deze brief is buiten het boekje niet waar, lieve engel? Ik heb heden morgen Uw brief van den 7n gekregen waarin Uwe geboorteacte. - Als gij er nu nog aan twijfelen mogt (!) of ik haast maak U mijn vrouwtje te maken, kan het volgende U daarvan overtuigen.
Ik had gehoopt heden morgen antwoord van den Heer R. te krijgen omdat ik het rekest aan de Weeskamer niet kon zenden voor ik wist of die Acte zóó goed was - Dit contrarieerde mij dus zóó dat ik zeker heel strak heb gezien. Ik weet echter uit andere voorbeelden dat de Weeskamer die Acte zoo aanneemt, en liet dus maar terstond dat stuk opmaken. Ik moest daarvoor vier getuigen hebben waarvan twee den eed moesten afleggen - De Resident (tevens notaris) is goed, maar uiterst langzaam. Hij wilde alles op zijn gemak doen, maar ik heb hem forsch aangesproken en gezegd dat ik vóór twee ure de Acte wilde hebben, of dat ik mij anders over hem zoude beklagen. - Gij moet weten dat ik reeds een man te paard had klaar staan om naar Batavia te rijden. - Enfin na lang tobben en malen kreeg ik de Acte, - de getuigen deden den eed en nu kon het rekest met de Acte en uw geboortebewijs weg. - Waarheen? denkt ge. Naar Batavia? - Dat kon immers niet want het rekest was van ons beiden en moest dus ook door U geteekend worden. Het had ons lang opgehouden als dat stuk nog eerst naar Tjanjor had gemoeten. Vier dagen tijdverlies! - Ik heb er een kostelijk middel op gevonden, wèl wat excentriek maar zeer doeltreffend. Ik heb het rekest ook voor U geteekend, en er staat brutaal weg ‘E.H. van Wijnbergen’ - onder. Ik beweer niet dat het op uwe hand gelijkt, maar zeker denkt men niet, dat het de mijne is. Hoe vindt gij dit? Spreek er natuurlijk maar niet over. Ik hoop nu over 5 à 6 dagen antwoord te hebben, en dan kom ik dadelijk. - Schrijf mij eens openhartig hoe gij deze ondeugendheid vindt?
Maak mijne hartelijke groeten aan Henriette, Sophie, en de verdere familie - Met de post van Woensdag schrijf ik weder, doch ik kan dan nog geen nieuws hebben van mijne komst. Dag lieve beste Everdine, gij zijt al mijn geluk, - welk een heerlijk vooruitzigt hebben wij. Dag mijn engel, ik verlang dol naar U. Reken er op dat ik zoo gaauw kom als ik maar eenigzins kan -
Uw Eduard