Daar krijg ik op het oogenblik een briefje van iemand bij de Secretarie die mij mededeelt 1o dat mijn wachtgeld van f91. - 's maands voorloopig is verlengd (dit is in zooverre goed dat ik nu weder mijne kleine onkosten bestrijden kan)
2o Dat mijn verzoek om tegemoetkoming (in de betaling van die f2700. -) van de hand is gewezen, doch dat men mij toestaat daarover in hooger beroep te komen. Ik weet nog niet of ik dit wel doen zal; dit geeft eindelooze schrijverijen en procedures, en zet kwaad bloed. Daar ik het nu toch eenmaal betaald heb denk ik dat ik er maar in berusten zal, schoon het hard is, want f2106. - komen mij regtmatig toe. Men heeft mij schandelijk bestolen, maar ik kan het niet bewijzen. Ik zal nog eens goed daarover nadenken. Geld is veel waard in onze omstandigheid, maar vrede nog meer;
3o (Dit is het voornaamste.) Het Gouvernement heeft de Generale Directie van financien gelast mij spoedig voortedragen. Als er dus eene passende vacature komt ben ik zoo goed als zeker van eene aanstelling. Het hangt er wel is waar nog veel van af wat, - maar dat komt er nu minder op aan. Die zoogenaamde ambitie heb ik niet meer, - geldzucht ook niet; mijne eenigste ambitie is maar met U en onze lieve meisjes gelukkig huisselijk te leven, en dat kunnen wij in elke betrekking. - Men zal mij toch hoop ik niet minder maken dan ik 4 jaar geleden reeds was, en dan ben ik tevreden.
Nu verzoek ik U op het volgende te letten. Het besluit waarbij bovenstaande beschikkingen genomen zijn, heb ik zelf nog niet ontvangen, - het is volgens het briefje van van Rees van den 11 Januarij. Op dien datum was ik nog bij U. Ik weet bijna zeker dat sommigen (Wm vdH, bijv:) meenden dat ik iets verzuimde met zoo werkeloos op P.S. te blijven. Dit vermoeden hindert mij. Ik weet zeer goed wat mij te doen staat, zonder dat noch vdHucht, noch Pen, noch Van Heeckeren, die allen nooit in eenige betrekking zijn geplaatst geweest, mij daarop behoeven opmerkzaam te maken. Vóór ik van Krawang ging had ik uitvoerige stukken aan het Gouvernement geschreven. Ik konde niet wijzer doen dan den uitslag daarvan bedaard aftewachten. Ik had tevens aan van Rees verzocht mij au courant te houden van hetgeen er voorviel. Wanneer bijv: mijne stukken ‘gede-