De familie Douwes Dekker
Eduard Douwes Dekker stamt van vaderszijde uit een Zaanse, van moederszijde uit een Amelandse familie. Aan beide kanten was zeevaart het overheersende beroep. Tot welstand is het voorgeslacht niet gekomen, mede door de vroege dood van de meeste leden. Ofschoon Eduards grootouders kort na hun huwelijk over enig geld beschikten, zodat ze een testament maakten, had in 1799 de begrafenis van de grootmoeder pro deo plaats. Misschien hebben politieke factoren aan het eind van de achttiende eeuw hun verarmende invloed geoefend. Van moederszijde was er eveneens weinig bezit. Het bescheiden kapitaal dat Eduards ouders, blijkens de koop van een huis, omstreeks 1830 bezaten, is dus door henzelf verdiend en bespaard.
Terwijl van moederskant de familie doopsgezind was, is van vaderskant alleen de vrouwelijke lijn dat; de rechte lijn was nederduits gereformeerd. Van Eduards grootouders waren er dus drie menist; de vierde, Pieter Douwesz, staat nog in 1800 als ‘gereformeert’ opgegeven. De zoon, Engel, is doopsgezind geworden, hoewel hij zijn moeder, die tot deze geloofsrichting behoorde, jong verloren heeft. Doordat bij de hervormden de kinderen gedoopt worden kort na de geboorte, blijkt uit hun doopboeken de geboortedatum althans tennaastebij. De doopsgezinden laten zich eerst dopen op volwassen leeftijd: uit hun registers kan men dag noch maand van geboorte afleiden, en het jaar slechts in zó verre, als elke willekeurige periode van twaalf maanden een jaar heet.
Uit de beschikbare gegevens is wel een stamboom samen te stellen, al blijft de zijde van Eduards moeder beperkt tot in totaal maar drie generaties. Belangrijke dokumenten betreffende een vroegere periode blijken in de jaren 1940-1945 verloren te zijn gegaan.