den ze als gehuwd voor den dag, en ze lachten iedereen uit, die de wettigheid hunner verbintenis in twyfel trok. Ja, meer nog, zy beweren dat ze altyd getrouwd geweest zyn. Toch blykt ons telkens dat velen, in weerwil der herhaalde advertentiën, daarvan nog altyd geen kennis dragen. En weer anderen geven voor, 't huwelyk als onwettig te beschouwen. Maar dit menen ze niet. Het is maar om Papa te plagen, die veel vyanden heeft. Ook Mama is - in uw land vooral, beste onbekenden, maar dit kunt gy niet helpen - Mama is te uwent nooit zeer populair geweest. Ik geloof dat men dikwyls haar niet te best verstond, en - zoals 't dan gaat - men wreekt zich over eigen tekortkoming op 'n ander. Daarom werd Mama uitgekreten voor lichtzinnig - door de velen die uitsteken in zwaarzinnigheid, en voor oppervlakkig door al de mensen die hun gewoon verblyf houden in aard-middelpuntelyke diepte. En dan de praatjes dat het huwelyk myner ouders zo byster ongelukkig wezen zou. 't Is heus niet waar. In 't beste huwelyk komt wel eens iets voor, dat minder plezierig is dan de bruidsdagen, maar één bui maakt geen winter. Over 't geheel kan ik u verzekeren dat m'n ouwelui vriendelyke goedige wezens zyn, die nooit 'n vlieg kwaad doen. En ze leven heel wel met elkaar. Dit moogt ge gerust overzeggen.
Hoe dit alles zy, ik - vrucht - ben er nu eenmaal, en heb geen lust me weg te stoppen. Menen sommigen dat ik er niet had mogen wezen, ik zal my met hemelse gelatenheid in dat vooroordeel schikken.
Mama heeft het zeer druk, waarde heren, en ze belast my met het afdoen van verdrietige zaken, het departement waartoe de moeilykheid behoort die u aanleiding gaf tot het schryven van uw wanhopenden brief. Ik ben daartoe byzonder geschikt, meent ze, vooral omdat ik nooit 'n haarbreed afwyk van het te behandelen onderwerp. Een myner zusters die onlangs een koninkryk te hervormen kreeg, en toen begon met onderwys te geven in lezen aan de lui die zich verbeeldden die kunst te kennen... nu, nu, nu, Papa was er zo heel boos niet om. Maar anderen meenden dat ze afdwaalde. En nooit zal iemand dit van my zeggen. Reeds nu houd ik my ten volle overtuigd dat ge hieraan niet twyfelt. En al ware dit nog niet het geval, dan zult ge weldra... neen, 't is ondenkbaar.