Er scheen iets vreselyks in dit voorstel te liggen, want Wilkens keek ontsteld op.
- M'nheer!
- Ja, denk je niet? Me dunkt dat...
- Maar... m'nheer!
Al had Pompile voorgesteld het jongemens te villen of te scalperen, de schrik van Wilkens kon niet groter geweest zyn.
- Maar, m'nheer! Dit zou, onder uw welnemen, verbazend onvoorzichtig zyn!
- Hé, dacht je dát?
- M'nheer, ik kan u plechtig verzekeren dat ik reeds drie jaar by de zaken was, voor men my de letters van 't woord wees! Men moet jonge-mensen niet over 't paard lichten, m'nheer! De verwaandheid komt er gauw genoeg in, m'nheer!
- Nu, zoals je wilt, Wilkens. Ik had er zo diep niet over nagedacht, weet je?
Dit was de zuivere waarheid, en wel de waarheid eens-voor-al, want de jongeheer Pompile dacht nooit diep na. Maar in het tegenwoordig geval zou z'n lichtzinnigheid - als-i niet bekleed ware geweest met den rang van patroon - onvergeeflyk zyn voorgekomen aan m'nheer Wilkens. De lezer zal dit beseffen zodra hy weet dat de zeer belangryke zaak neerkwam op de vraag of men Wouter reeds nu zou inwyden in de geheimzinnige tekens waarmee de heren Ouwetyd & Kopperlith de inkoopspryzen hunner goederen op de etiketten wisten uit te drukken. Er behoorde veel toe om deze tekens grif te verstaan. Meer nog om 't vertrouwen waard te zyn, dat men dit geheim ongeschonden bewaren zou, en volgens m'nheer Wilkens was Wouter nog lang zo ver niet. Glansryk was de triumf van den oudgediende tegen den onvoorzichtigen jongeheer Pompile die, zonder zyn raad, dat jonge-mens zo maar opeens 't licht zou vertoond hebben dat den tabernakel van 't kantoor omluisterde. Maar de zegepraal van den kleingeestigen grysaard was niet volkomen, voor Wouter-zelf 't bewustzyn van z'n voorlopige uitsluiting terdeeg geslikt had. Want deze begreep niet wélk woord en wélke letters te heilig werden beschouwd voor z'n nuchter verstand, onbeproefde eer en geringe verdienste. Wilkens merkte de door hem opgeplakte stalen met nummers, en zette daar-