door wezens als de hier bedoelde, levenslang is uitgericht? Wat hun wensen waren, hun neigingen, bezigheden, geestelyke behoeften? Hoe hun opleiding geweest was... dit doet er minder toe, maar: met welke opleiding zy volkomen tevreden waren? Nooit kwam het in hen op dat ze, wél beschouwd, behoorden tot de laagste soort van schepsels die met zoölogische welwillendheid gerekend worden boven de dieren des velds te staan. En... by dit alles, die koddige trots!
Ik weet zeer goed dat geestelyke en zedelyke waarde niet volstrekt samengaat met de meer of mindere belangrykheid van het beroep, noch daarvan afhangt. Het is begrypelyk dat menigeen om den wille van z'n onderhoud zich moet tevreden stellen met 'n kostwinning, die óf geen punten van aanraking oplevert met z'n gemoed, of zelfs lynrecht tegen de opwellingen zyner ziel indruist. Ik laat nu daar, in hoeverre deze disparatie mogelyk en te verontschuldigen is, en stel dus niet de vraag of, byv. 'n gevoelig mens 'n degelyk vleeshouwer of scherprechter wezen kan - misschien wel! - doch wáár blyft het dat iemand die ongenoodzaakt z'n levensonderhoud zoekt in grove of nietige bedryven, blyk geeft van 'n laag standpunt.
Wat dan te zeggen van 't ras der koprolithen, dat geheel vrywillig verstand, hart en karakter laat braak liggen? Al zy het nu dat de jongeheer Pompile niet zeer zuiver de waarheid sprak, wanneer-i 'n onnozelen ‘buitenman’ die 'n krieuweltje kwam kopen, verzekerde: ‘dat papa zo byzonder ryk was, en dat ze 't om den brode niet hoefden te doen’ toch hadden de jongelieden 'n anderen werkkring kunnen kiezen. Maar... dan hadden zy iets moeten leren, zich inspannen, en dit gedoogde noch hun fatsoen, noch hun traagheid. Arbeid en kennis was goed voor anderen wier papa niet ‘zo byzonder ryk’ was. Die hele rykdom van den oudeheer kwam neder op enige tonnen, 'n som die bestemd was in zessen te worden verdeeld. Ze hadden dus wel degelyk behoefte aan 'n werkkring, en twee van de zoons kozen, wat als voorvaderlyk erfdeel voor-de-hand lag: de lappennegotie. Hiertoe was slechts 'n klein gedeelte nodig van 't beschikbaar kapitaal dat hoofdzakelyk in effekten belegd bleef. Hadden zy kunnen besluiten den inventaris te ontlasten van de goederen die jaar-in jaar-uit op die zolders lagen, dan zouden ze met