schilder voorgesteld in gebogen houding, handenwringend? Vlucht ze heen?
Wat toch doet hier onze Fancy?
Kom-aan, artisten - die m'n werken niet illustreert, omdat ik maar 'n Hollander ben, in plaats van 'n zevende-klas buitenlandse beroemdheid! - kom-aan, ik zal u helpen. Weg met die tranen op Fancy's wangen...
Een geest weent niet om zo weinig!
Weg met die geknakte gestalte...
Geesten bukken niet onder zo geringen last!
Ze weende niet, en boog niet, en vluchtte niet. Ze deed niets van dit alles!
Kalm en ernstig - 'n glimlach misstond er niet by! - zette zy haar kans-verevening aan den arbeid. Geschiedde daar op die bovenkamer iets te véél... welnu, er zou méér geschieden, elders of hier!
Avontuur op avontuur, storm op storm, spanning op spanning... Halt! roepen wy mensjes by zulke gelegenheid. We vrezen dat de natuur der dingen, die slechts in feiten spreken kan, taal zal tekort komen omdat haar feiten ópraken.
Avontuur op avontuur! Is 't u te veel? Ei, ziedaar... 'n nieuwen schok!
Spanning op spanning? Te sterk, meent ge? Welaan... dán 'n nieuwen takel aan de koord geslagen... ze kan méér dragen, méér heffen, en knappen zal ze niet!
Storm op storm! Te hevig, meent ge? De sterke Fancy geneest uw angst met 'n orkaan!
En ze glimlacht!
Want, ziet ge... gy, A, zy is niet A! Want, ziet ge, B... zy is niet B! En ook C is ze niet! En D niet! En de rest niet!
Zy is Fancy, de grote, de ryke, de machtige, de majestueuze.
Zy is de Natuur, die alles in voorraad heeft, en ryker wordt, al gevende. Zy is er geen typhoon armer om, al heeft ze gister nieuwe vastlanden opgestormd uit den oceaan, al heeft ze zoeven met den adem van haar mond melkwegen gezuiverd van nevelvlekken.
De lezer begrypt dus dat en waarom ze zich niet zeer angstig toonde voor 't gelukken der mensenkennige kunstjes van juf-