- Maar, mens, waarom heb je niet op je zolder gezocht, of onder je bed?
- Dat mócht ik niet, juffrouw Pieterse! Wien God bewaart, is wélbewaard, maar... men mag den Heer niet verzoeken! Op m'n zolder ga ik niet, en onder m'n bed kyk ik niet, voor alle werelds goed niet! Want dáár zit-i zeker! En juist daarom wou ik je vragen of... je zoon... Stoffel... of - als Stoffel geen senie heeft - byv. je zoon... Laurens, of...
- Maar... waarom heeft uwe niet liever de buren er by geroepen, juffrouw?
Aldus sprak Stoffel.
- De buren? Nou, je moet ze kennen, die buren! De man onder me durft geen schoothondjen aan, laat staan 'n moordenaar! En naast me woont er een die... wat zal ik je zeggen, 't is 'n jonkman, en je weet dat ik me niet graag in opspraak breng. Want... 'n mens moet zorgen voor z'n fatsoen, en nooit ergernis geven, dat weet je-n-ook wel.
Niemand kwam op de gedachte, haar te vragen, wie of wat Stoffel dan voor 'n wezen was? Géén jonkman? Zoud-i misschien ‘door z'n school’ boven wereldse verdenking verheven zyn?
- En bovendien, ging de verlokster voort, meen je dat al die mannen kerasie hebben? Ik zeg neen! Ze zyn zo bang voor 'n dief, als de dood. Verleje week stond er 'n brittale bedelkerel in 't pertaal, en de vent wou niet weg. Denk je dat ze 'm aandurfden? Maar ik, ik pakte hem flink beet, en...
Ze versprak zich, en bemerkte het:
...nu ja, dat zou ik gedaan hebben als ik niet 'n vrouw was geweest. Want vrouwen moeten zich nooit inlaten met ruwigheid. Dat stáát niet... wat zeg jy, Trui? Ik liep weg, en sloot m'n kamer, zie je! Neen, kerasie hebben al die manlui niet!
‘Al die manlui!’
Wouter voelde zich beledigd, en beefde van ingehouden strydlust, of althans van begeerte om te tonen dat hy niet behoorde onder zúlke ‘manlui’. Juffrouw Laps merkte 't wel.
- Nu, als Stoffel 't niet graag doet...
- Om je de waarheid te zeggen, ik...
...en als Laurens al slaapt. En als... niemand er senie in heeft...