Volledige werken. Deel 6. Ideeën, vierde bundel. Ideeën, vyfde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 484]
| |
nam aan 't opvoeden van onzen Wouter, en dus 'n belangryke rol speelt in z'n leven - de duitse Lafontaine dan, geeft 'n aardig middel aan de hand om mensen te leren beoordelen. Probaat is 't niet, maar we mogen 't ook niet geheel en al verwerpen. In de toepassing evenwel is zekere voorzichtigheid nodig. De student in menskunde en mensenkennis moet zo nauwkeurig mogelyk, houding, stem, blik en bewegingen nabootsen, van de exemplaren die hy beoordelen wil, en daarby letten op de aandoeningen die deze poging by hemzelf teweegbrengt. Ze zal hem 'n gezichtsveld leveren, waarop zich 't onderwerp zyner nasporingen vry zuiver afspiegelt, of althans silhouetteert. Dat er op meer dan één manier nauwkeurigheid verloren gaat, spreekt vanzelf. Zowel het nabootsen als de schatting van de daardoor voortgebrachte indrukken is altyd enigszins incorrect, maar... we moeten arbeiden met de werktuigen die we hebben. En 't gevaar van mistasten is zo heel groot niet, wanneer we ons toeleggen op 't in rekening brengen van de vermoedelyke tarra. Lafontaine ging voor sentimenteel door. Dat-i tot de school behoorde die aldus genoemd werd, is waar. Zelfs was hy een der voorgangers van die school, en hoofdeigenaar van al de ‘eenzame dalen’ en ‘graftombes’ waarmee onze Feith zo'n mirobolant effekt maakte. Sommige Nederlandse schryvers namelyk waren in vroeger tyd niet zeer oorspronkelyk. In de o- en achperiode diefden ze 't sentiment uit de bovenlanden, waar 't gewoonlyk ook reeds van niet te zuiver gehalte was, en in andere perioden... Maar dat is veranderd. Tegenwoordig kiezen de schryvers geen andere modellen dan de lieve ryke natuur, en wel uit vaderlandsliefde. Ze vrezen, en terecht, dat Bismarck geen eerbied hebben zou voor 'n land dat niet eens in 't bezit is van een inderdaad oorspronkelyke letterkunde, en daarom... Wel zeker, 't annexeren van hollandsen grond zou redelyk wel kunnen worden gerechtvaardigd door 'n beroep op 't annexeren van duitse denkbeelden. Daarom ook worden er in Holland nooit vreemde boeken aan 't Volk gegeven. Men vreest te zeer dat dit den nationalen smaak zou voorbereiden op zwart-witrood of andere kleuren die ons niet passen. Vanhier ook de zorg van onze Regering voor Nederlandse Kunst. Zy ziet in, dat de | |
[pagina 485]
| |
eigenaardigheid van 'n Volk moet gehandhaafd worden, en dat de ware kracht... Och, over die kracht heb ik al gesproken op blz. 465. Ik wil maar zeggen dat Bismarck woedend is over de zorg die wy besteden aan onze oorspronkelykheid. Zelfs Feith en consorten verloren dit by al hun krabbedieven niet uit het oog. Ze lieten hun ongelukkige minnaars als veldmuizen sterven, maar om aan Duitsland het voorwendsel te ontnemen tot klachte of... verovering, besloten zy in 'n concilie van letterkundigen, zich nooit te vergrypen aan humor. Helmers, Loots, Tollens... zy allen beloofden - en hielden woord, waarachtig! - de wereld nooit anders aan te zien dan uit 'n vers-achtig oogpunt. Een paar verraders zyn er geweest! De juffrouwen Wolff en Deken - één van de twee althans - Loosjes - eventjes! - Bilderdyk... heel eventjes, byna niet, en altyd met God. Staring was soms op 't punt 'n booswicht te worden. Dit moet ik tot z'n eer erkennen. Waar ik sommige anderen plaatsen moet, die wél humoriseerden, maar... hoe zal ik 't zeggen? Hen die toch kans zagen te stelen ook, en 't gestolene nog te vervalsen... Nagevolgde humor is altyd vals. ...en als men dan bovendien nog modellen kiest, die reeds zelf zo bitter lyden aan wurmstekigheid, Jean Paul, Claudius den Wandsbecker bode... och! En den zoeterigen Hebel met z'n Schwäbisch, en Hölty... Kortom, wie de duitse litteratuur wil leren kennen van 1760 af, tot... hm, hm... toe, moet zich 'n compleet stel hollandse Letteroefeningen en Muzen-almanakken aanschaffen. Daarin vindt men alles - neen, byna alles - zo ongeveer tegen den tyd toen men 't in Duitsland begon te vergeten. Alles... op 't oorspronkelyke na. Op den van de Natuur afgekeken humor na. Apol bewaar me dat ik de Duitsers zo ryk zou vinden in dit opzicht! Maar toch is 't opmerkelyk hoe conscientieus zich de hollandse schryvers onthielden van stropen op dát gebied. Was 't medelyden met armoed? Neen, neen, 't was inderdaad vaderlandsliefde, gelyk ik reeds poogde uit te leggen. | |
[pagina 486]
| |
Een voorbeeld van die kiesheid? Men heeft nooit dien ‘overgevoeligen’ Lafontaine nagevolgd in z'n zo goed gelukte grepen in 't dagelyks leven. Of men niet inzag dag hy hierin de officiële helden van den dag, Goethe en Schiller, ver te boven ging - moeilyk was 't niet - of dat men 't by al die tranen en hysterische gevoelskitteling van andere soort, niet deftig genoeg vond, waag ik niet te beslissen. Welnu dan, Lafontaine was humorist. 't Is hem gelukt hier en daar de natuur te betrappen op ondeugendheidjes die meer waard zyn dan 't eenzaamste dal vol kerkhoven en gebroken harten. Dat z'n Publiek er niet op lette, en volstrekt schreien wilde, kon hy niet helpen. Misschien leverde hy al die tranen om den brode, en nu en dan wat waarheid als toegift voor eigen liefhebbery. |
|