Dat is een Koninklijk woord van Hare Majesteit de Openbare Mening. Zal onze regering er doof voor zijn?
Zolang 't nog alleen de lagere onderwijzers waren, die verzuchtingen aanhieven over de cijfers 400 en 250, het minimum-bedrag der (tractementen van) hoofd- en hulponderwijzers, was hun stem gelijk aan die des roependen in de woestijn, of, zo er al acht op werd geslagen, dan was spoedig het antwoord gereed: 't is waar, mijn goeie man. Veel is het niet, maar à qui la faute? Gij hebt het geweten, waarom dingt ge naar zulke slecht bezoldigde betrekkingen, niemand heeft u geroepen, nog minder gedwongen; we leven in een vrij land, ge hadt thuis kunnen blyven. Dat ge honger lijden zoudt... iemand die zelfs met de logarithmen bekend moet wezen, kon zulks gemakkelijk genoeg berekenen; derhalve...
Doch Publiek kwam spoedig tot de ontdekking, dat er nog wat anders achter zat. Het begon te begrijpen, dat een schoolmeester, die niet langer kans ziet om zijn eigen kinderen te eten te geven, weinig geestkracht meer zal overhouden, om die van anderen op te voeden; dat een man, wien de armoe uit de kaal gesleten naden van zijn jasje berst, moeilijk die waardigheid, die ernstige blijmoedigheid, die gelijkmatigheid van inborst kan bewaren, die onmisbare vereisten zijn in een leidsman der jeugd. Dat was de bedenkelijke zijde van het vraagstuk. Dat de onderwijzer persoonlijk gebrek leed, men betreurde het, maar daar bleef het bij... of laat ik, om niet onbillijk te zijn, er bijvoegen: in zeer dringende gevallen werd de hand tot hulp uitgestoken. Doch de gedachte, dat die karige bezoldiging van heillozen invloed zijn moet op het onderwijs zelf... die gedachte doet, gelukkig, in 't eind alle handen uit...
Ik wilde doorlezen, sloeg 't blaadjen om...
Ik had de keerzy gelezen van 't gezochte stuk! Die keerzy had het toeval geleverd. Men ziet, ook zulke ‘Oproepingen’ voor monumenten habent sua fata!
Lezer, schaf u een ‘Nieuws van den Dag’ aan, van 19 September 1872, en bewaar het daarin voorkomend stuk van de Amsterdamse Thorbecke-Commissie, als een curiositeit.
Men kan daaruit leren hoe nuttig het is, de zaken van meer dan één kant te bezien.