heer De Bruyn Kops, maar van den redakteur die 't verslag gaf van diens rede.
Ik verzoek u de, in voorlaatste alinea letterlyk geciteerde zinsnede nog eens in te zien. Heeft de heer Kops volgens den verslaggever al dan niet een ‘tal van byzonderheden’ uit Thorbecke's leven meegedeeld? Ge meent ja, nietwaar? En, wanneer nu al die byzonderheden niet worden opgegeven in de courant die daaruit munt slaat... wél, men is toch niet verplicht juist álles te relateren wat 'n spreker gezegd heeft! Zeer waar. Een verslag is geen proces-verbaal. Ge legt de courant terzyde, in de mening dat Prof. Kops ‘een tal’ van vererende byzonderheden uit Thorbecke's leven meedeelde, die de courant uit gebrek aan ruimte niet volledig publiceren kan. Jammer blyft dit, maar... men berust, en denkt er 't beste van.
Inderdaad?
Nu, dan zyt ge behoorlyk bebiologeerd - waar 't om te doen was! - want... de heer Kops heeft juist dat ‘tal van byzonderheden’ niet opgegeven! Sta me toe, hier de krantenfraze in haar geheel te herhalen, en let op 't bedrog:
‘Tal van bijzonderheden werden verder aangehaald uit het leven van den groten Staatsburger, wier vermelding den Spreker echter te ver zou voeren. Slechts deze bijzonderheid, zeide hij, vinde hier een plaats...’
Daarop volgt de ene byzonderheid die wél genoemd werd!
Van zulk allooi zyn álle stukken over Thorbecke, die my onder de ogen kwamen. Heb ik recht of niet, te waarschuwen tegen zo'n valse-muntery?
En... ge vraagt, hoop ik, naar de éne byzonderheid, die de uitstekendste schynt geweest te zyn, daar ze met voorbygang van al de andere, werd uitgekipt?
‘Thorbecke versprak zich nooit, waar hij zich ook bevond, noch in een vertrouwelijk gesprek noch in 's Lands raadzaal...’
't Begint den schyn te krygen, dat m'n beste Louise in Vorstenschool haar oordeel over 'n onbeduidend ministertje, van die lofrede gecopieerd heeft. Ik kan gelukkig bewyzen dat de regels:
Hy spreekt... vry wel, maar zonder hart altyd,
En mist den moed zich somtyds te verspreken,