| |
| |
| |
Vyfde bedryf
Toneel: waranda op Louise's Rust. Linkerzy, linker helft van de achterzy (waarin 'n dubbele deur) en voorste helft van de rechterzy: kamerwand. Rechts-achter en achter-rechts tuin en ingang van 'n park, met standbeelden en bloemvazen op voetstuk. Rechts op den voorgrond: 'n fauteuil. Daarachter, tegen den wand, onder 'n venster, 'n tafel waarop enige boeken. By die tafel met den rug naar 't midden 'n stoel. Aan den linkerkant, vóór, dameswerktafeltje. Behalve de stoel die daarby staat, drie schuins-achterwaarts gerangschikte stoelen.
De Walbourg alleen (linker voorhoek) en bezig met tapisseriewerk. Niet te spoedig na 't ophalen van de gordyn, de Koning (zwart jasje) haastig door de achterdeur binnentredend. Hy loopt snel op de linker zydeur toe.
opstaande
Reed uit, doch is misschien terug.
met hevige teleurstelling
De Walbourg links af.
alleen. Hy gaat in blykbare gemoedsbeweging op en neer.
Van Weert schynheilig? Nu, dat ziet men meer!
Maar dat ikzelf een ogenblik kon menen...
't Is onvergeeflyk! Zy, zo fier en edel,
Zy die het hart zo hoog draagt... foei, foei, foei!
Ik schaam my over 't al te zot vermoeden!
Maar wie kon gissen dat Van Weert... zo raide,
Zo'n overdeftig man, zo'n zedepreker,
Zich inliet met een vrouw van lagen stand?
Toch blyft m'n argwaan schandlyk, en ik zoek
Vergeving... die ze my niet schenken kan,
| |
| |
Omdat ik... haar niet zeggen durf, waarvoor!
Hy gaat Walbourg, die terugkeert, haastig tegemoet.
Koning. De Walbourg.
De Koningin is nog niet van haar toer
Terug. Verkiest uw Majesteit, dat een
Pikeur... ik weet den weg dien ze afkomt...
Dat is niet nodig. Ik kom straks terug,
En ga wat wandlen in het park...
Hij treedt op den rechter achterhoek toe, doch keert terug.
Uw Majesteit, de dame van den dag,
steeds in blykbare onrust
Ik hier... geweest ben, en... terugkom, en...
Weifelend tussen gaan en blyven
De Koningin is immers wél?
a.v.
Zeg dat ik haar... zeg dat ik... nergens liever
Met wandlen my vermaak, dan in haar park.
't Is alles hier... zo smaakvol ingericht!
De lucht is... reiner dan, dan... ergens elders!
Hy gaat, doch keert terug.
Hy keert zich driftig van De Walbourg af.
Hoe kan een ander zeggen,
Wat ik niet onder woorden brengen wil!
Koning snel af in den tuin. De Walbourg neemt haar plaats weer in. Na enige ogenblikken keert de Koning terug. Hy heeft 'n roos in de hand.
| |
| |
De bloemen staan hier prachtig in den tuin,
En alles stemt... zo... geef de Koningin
Die roos, en zeg haar dat... ikzelf die plukte,
En dat ik haar verzoek...
Zich eensklaps omkerend
Tot De Walbourg.
Koning snel af, in den tuin. De Walbourg neemt weder plaats.
alleen, als by 't ophalen van de gordyn. Terstond daarop, uit de linker zydeur, Spiridio. Later Lakei.
Het schandstuk blootgelegd, zo goed ik kon,
Doch zy wist byna alles, vóór ik sprak.
Het kwaad in goed verkeren... 'k weet niet, hoe?
Maar zeker is het, dat ze wél zal doen!
Op haar horloge ziende.
Ze wacht Van Huisde hier, en 't meisjen ook.
Maar ik begryp niet, hoe ze... zonder zich...
vurig
Te... verontschuldigen? Gewis, dat mag ze niet!
De zaak te noemen, want reeds dát is moeilyk!
Ge noemt dit moeilyk? Zeg: onmogelyk!
Daartoe zou zich gewis haar mond niet lenen!
Maar wees gerust! Zy zal in 't ryk gemoed
Het middel vinden, om te doen verstaan
Ook wat niet rein genoeg is voor haar lippen!
| |
| |
door de achterdeur
De heer Van Huisde meldt zich aan, en zegt
Dat hare Majesteit hem wacht.
tot Spiridio
Misschien een andren weg uit? Door den tuin?
O, neen! Van Huisde mag me hier zien, en
Het weten dat... m'n levenslust, m'n...
Er in my is, geen deel heeft aan...
Dat staat je goed, Spiridio!
Tot den lakei
Lakei af. Van Huisde binnen. De Walbourg reikt zeer vriendelyk de hand aan Spiridio, die hierop vertrekt, na Van Huisde in 't voorbygaan op verachtende wys met de ogen gemeten te hebben.
De Walbourg. Van Huisde. Deze staat op den achtergrond in 't midden.
aarzelend
Uw dienaar, freule! Hare Majesteit
Heeft my ontboden, en ik kom...
De Walbourg tikt aan een op haar tafeltje staande schel. Lakei binnen.
De lakei zet 'n stoel nagenoeg in 't midden van het toneel, waarop Van Huisde plaats neemt, zodat-i op enigen afstand schuins achter De Walbourg komt te zitten. Lakei af. Van Huisde geeft aanhoudend blyken van verlegenheid.
Maar freule, ik hoop toch dat... (hoe vang ik aan?)
Het was vandaag iets minder guur, maar toch
Zo warm niet, als 't wel wezen kon.
Hoe maakt het uw papa, de generaal?
| |
| |
't Geval is epineus. Ik meende...
a.v.
U meende dat het wel nog warmer kón?
Dat is een schoon geloof, m'nheer Van Huisde.
De zaak is ernstig, freule...
Niet Hesselfeld uit haat, en... om Van Weert...
ziet op haar horloge. Naar den achtergrond gaande, in 't voorbygaan:
Heeft u den man gezien, die u dien stoel
Daar bracht, m'nheer van Huisde?
Zy opent de achterdeur, en ziet in de antichambre.
zich op z'n stoel half omkerend
Ik wilde u zeggen... dat...
Ze sluit de achterdeur, loopt haastig naar 't werktafeltje, neemt de daarop neergelegde roos, en gaat snel naar de linker-zydeur. In 't voorbygaan:
Die man een eerlyk man is. Anders niet.
De Walbourg af, in de kamer der Koningin.
alleen. Hy loopt toornig heen-en-weer.
Men zou... ik wil... ik moet... het is verbazend!
Ik ben, geloof ik, woedend. En ik zou,
Als niet een grondbeginsel me weerhield...
Dan zou ik... ja, dan zou ik razend zyn!
| |
| |
Louise (zwart fluwelen kleed met sleep. Waaier. Juwelen diadeem. Overigens geen versierselen dan de roos die ze op haar borst draagt) gevolgd door De Walbourg, treedt langzaam binnen. Zonder op Van Huisde acht te slaan, die herhaaldelyk diep buigt, zet ze zich, met den rug naar 't midden gekeerd aan de tafel, waar ze enige boeken opneemt en rangschikt. Daarna schynt ze in gepeins verzonken, als zich gereedmakende voor 't nu volgend toneel. De Walbourg heeft Hanna, Herman en Albert door de achterdeur binnengelaten, en aan de linkerzyde enigszins, doch niet geheel nog, naar den voorgrond geleid. Van Huisde staat by z'n stoel, in 't midden, achterwaarts. De drie bezoekers, die onderling fluisteren, worden door De Walbourg met 'n wenk tot stilte en aandacht vermaand. Pauze. Van de linkerkant des toeschouwers af gerekend, bevinden zich de personen in de volgende orde:
De Walbourg. Hanna. Albert. Herman. Van Huisde. Louise.
zich op haar stoel omwendende
Weest niet verlegen, kindren!
Ze wyst de stoelen aan, naby De Walbourgs werktafeltje.
Ze staat op, zonder vooralsnog naar de linkerzyde te treden, en nodigt met 'n wenk de bezoekers uit, te gaan zitten, 'tgeen op het voorbeeld van De Walbourg, die haar werk ter hand neemt, geschiedt. Van Huisde staat altyd in 't midden, enigszins achterwaarts.
Die dame kent ge! 't Was m'n zuster, die
Zo'n tandpyn had... ge weet wel? Deze heer
Van Huisde buigt.
Is... een notaris. Hy mag alles horen -
Ja zelfs, hy moet het horen! - wat ik zeg.
Eenvoudig is 't! Ik heb u hier geroepen,
Om u, in zyne tegenwoordigheid...
Ze nadert nu met iets plechtigs in gang en houding, de bezoekers, die opstaan. De Koningin spreekt zeer langzaam, en met eigenaardigen nadruk.
Een blyk te geven van m'n achting. U...
Ze reikt Albert de hand. Deze strekt de zyne niet uit, voor ze aanmoedigend zegt:
| |
| |
Als voren, tot Herman die almede blyk geeft van beschroomdheid
Tot Hanna
Ze kust Hanna, die in gebogen houding staat, op 't voorhoofd.
Gaat nu zitten, dáár, en luistert!
En wat ge niet terstond begrypt, zal later...
Ze neemt plaats op de fauteuil. (Rechter-voorhoek) De Walbourg borduurt. Hanna, Herman en Albert luisteren met ingespannen aandacht. Uit hun gelaatstrekken blykt, dat zy in den beginne Louise's woorden niet begrypen, doch dit verandert van lieverlede in blykbare belangstelling. De Koningin spreekt langzaam en, op weinig uitzonderingen na, toonloos. Er blykt dat zy 'n zichzelf opgelegde rol speelt, en zich dwang aandoet.
Neem plaats, m'nheer van Huisde! Ik was zo vry
U hier te ontbieden, om een u verzoek
Heb van uw roem als rechtsman veel gehoord
Iets anders nog: hebt ge verstand van vlinders?
met den waaier spelend
Blyf zitten. Hebt gy ooit
Zo'n beestje, fladdrend, tegenstrevend, op
Een schyf van kurk genageld? Blyf toch zitten!
Dat is voor sommigen een groot vermaak...
Ze noemen 't, meen ik, entomologie.
Men stoort zich, schoon het diertje niets misdeed,
Niet aan z'n angstig spartlen. Met een speld
Prikt men 't meedogenloos door 't lyfje heen...
Een slecht entomoloog, die dit niet kan,
En die zich roeren laat door de onschuld van
Zo'n beestje! Als 't nog een slang was, of een wesp,
| |
| |
Een schorpioen, een pad, een adder... dan, ja dan,
Dan zou ikzelf - wie weet! - het naaglen op
Een plank, en my niet storen aan 't gespartel,
En slaan met vaste hand den priem door 't hart!
Blyf zitten. Nu ter zake!
't Is u misschien bekend, dat m'n vermaak,
Het was uit bestwil... en ik meende...
Doe alles wat ik doe, uit bestwil, schoon
Men daarmede een chaussee plaveit die niet,
Precies ten hemel leidt, m'nheer Van Huisde!
Uit bestwil dan, vermaak ik me zo goed
En kwaad ik kan. Ik slaap, en droom, en eet,
En drink, en lees, en schryf, en ryd, en wandel,
den waaier driftig toeslaande
Opnieuw gedwongen kalm, en gemaakt-onverschillig met den waaier spelend
Helaas, aan al dat tydverdryf komt eens
Een eind! De geest, de ziel, 't gemoed...
Al wat ik u van ziel en hart kon zeggen,
Weet gy zo goed als ik, m'nheer Van Huisde...
Maar, Majesteit, ik dacht, ik meende...
Toch zitten! Meen niet, dat ik u verzoek
Om een verhandling over fysiologie,
Om psychologische vertogen, neen!
Noch om een studie over zeedlykheid,
Of preken over eer en deugd, o neen!
Al zy 't dan dat gy in dit alles zeer
| |
| |
Blyf toch zitten, en verzeker
Niet meer dan aan een wysgeer past. Ik gis
Dat ook filosofie uw vak is... maar
Het Recht, de Rechten, is toch hoofdzaak, niet?
Voorzeker, Majesteit, maar...
Ik heb u een bekentenis te doen,
Iets zeer vertrouwlyks, iets, iets... dat men niet
Dan aan dezulken openbaart, wier eer
O, Majesteit, m'n dank...
Dat 's wél! Maar blyf toch zitten, Doctor Juris!
Ik zeg u dan... De Walbourg weet het, maar
Zy is ook de enige! Ge kunt toch zwygen?
O, Majesteit, die eer... m'n woord...
Ik zeg u dan... maar 't valt me waarlyk zwaar,
En 'k reken op uw eer, m'nheer Van Huisde...
Blyf zitten toch! De zaak is, dat ik my,
In weerwil van dat slapen, ryden, lezen...
De zaak is dat ik... me verveel, ziedaar!
Hebt ge in m'n park, daar, rechts van de inrylaan,
Dien vyver wel gezien, met karpers?
Blyf zitten. Hoor my aan,
En toon u m'n vertrouwen waard. Toen ik
Het eerst de kwaal die me verteert, ontdekte,
Beproefde ik vele middlen tot herstel.
'k Studeerde uit wanhoop in de Aglaia. Toen
Las ik proces-verbalen van... ge weet wel?
| |
| |
Geachte-sprekerswysheid, en... en... en...
Gyzelf waart... spreker, meen ik, en... geacht,
O zeer! Dit weet ik. Maar m'n kwaal weerstond
Den breden stroom van wysheid en geachtheid:
Zo'n kwaal is dom, dit ziet ge. Maar... qu'y faire?
'k Heb daarop troost gezocht by vogels,
By lysters, vinken, kraaien en kanaries,
By eksters, beo's, spreeuwen, papegaaien...
Och alles zonder baat, m'nheer Van Huisde.
Ten einde raad liet ik dien vyver graven,
En plaatste daar een tal van karpers in...
(Oók schepsels die niet schittren van vernuft,
Helaas!) Hebt gy verstand van karpers?
Doch als uw Majesteit het wenst, zou ik...
Zoudt gy verstand van karpers kunnen krygen?
Dit eis ik niet, het waar te veel verlangd.
In wou alleen... ja dit nog: ook die vyver
Verveelde my. Zo'n vis, geacht misschien
By medekarpers en consorten, en expert
In zaakjes die... kortom, ik vond geen baat!
En daarom nu, en désespoir de cause,
Zoek ik op 't ogenblik - ge raadt het al! -
M'n troost in en. to. mo. lo. gie:
Fors
Weder gemaakt-onverschillig
Maar ook aan dat vermaak komt eens een eind,
En bovendien... 't is jammer van de spelden!
Wat anders dus! Ik zocht, en zocht, en vond
Een onderwerp tot tydverdryf... uniek,
Grossartig, majestetisch, impayable!
Ik wil - het plan is stout, maar 't lacht me toe -
Me wyden aan het vak waarin gy uitmunt,
'k Wil in de Rechten, of in 't Recht, studeren.
(Die domme karpers! Nu, de vyver wordt
Gedempt.) Wilt gy in 't Recht m'n leraar zyn?
| |
| |
Wat ge my vragen wilt? Of ik latyn
Versta? Och, bitter weinig. Is dat nodig?
Ze bladert in de eerste pagina's van 'n lyvig boek.
'k Heb hier 'n woordenboek... a, absque en abacus,
Ambages... zyn die nodig by de Rechten?
Ambitio, ambire, rondgaan... hè?
Ambire... slentrend rondgaan uit ambitie?
En... alibi! Wat is dat: a-li-bi?
Me dunkt, het is een zonderlinge taal,
We kunnen dat latyn wel overslaan.
Ze slaat het boek toe
Wilt gy m'n leraar zyn, m'nheer Van Huisde?
Maar, Majesteit, ik weet niet...
zeer langzaam van toon veranderend
Toch, dat ge weet wat Recht is!
a.v.
Smeken hoort by Recht niet,
Dit weet ik zonder abacus, goddank!
Houd me niet voor nog dommer dan ik ben,
Al vondt ge my wat zwak in a, ab, abs,
En in het juist begrip van alibi.
Wat is een alibi? Kom aan, laat horen,
Wat is een alibi, m'nheer Van Huisde?
Hanna schynt aan de Walbourg te vragen: is hy de man? Deze weert haar zacht af, en noopt haar met 'n wenk tot zwygen.
streng, daarna spottend
Graaf Van Weert is eerlyk man,
En heeft met alibiën niets te maken.
Ik vraag aan U: wat noemt ge 'n alibi
In uw latyn of in uw Rechten? Hoe,
| |
| |
Ge noemt u doctor, leraar, in die dingen,
En laat uw leerling smachten naar wat licht?
Blyf zitten. De facultas - noem ik 't goed? -
Docendi is my niet gegeven, maar
Ik denk toch, dat een les van my... in de en-
tomologie byvoorbeeld, met 'n proef
In vili anima, u duidlyk wezen zou!
Ik smeek u, Majesteit... het was uit bestwil!
Om niet den grond van 't dierbaar vaderland
Te drukken? Zeker, dat is Recht, en zelfs
Bestwillig edel. Is dit álles? En
Kan ik, doordrongen nu van dit besef,
Terstond gaan promoveren met de kap?
Of zit de studie van het Recht nog dieper?
Streng
Maar, Majesteit, ik ben...
a.v.
Ik wacht! Welnu? Nog eens: ik wacht!
a.v.
Kom-aan, ik wacht! Of zou de vlinder soms
Hanna wordt door De Walbourg op haar stoel teruggehouden. Ook Herman schynt te willen spreken, doch wordt telkens door De Walbourg met 'n wenk tot stilte vermaand.
Vergoeden, schaadloos stellen... men kan vordren
| |
| |
De Walbourg zet hem neer.
met blykbaar gedwongen kalmte en spottend
Schaadloos stellen? Wie en wat?
My, voor de niet ontvangen les in 't Recht?
Vergoeden? Wat? Waarmee? Zyt ge zó ryk?
Meent ge alles met een weinig geld... o, o,
Ge stelt niet eens my schaadloos voor m'n karpers,
En zoekt het Recht in d' opslag van uw mouw!
Met enige verheffing van stem, daarna vry snel losbarstend in hevigheid
Kom-aan, m'nheer Van Huisde, spreek! Weet gy
Nog altyd niet wat Recht is? Spaar uw mouw!
Opstaande. Ook Van Huisde staat op.
Ze gaat een schrede op hem toe.
vliegt op, en valt voor de voeten van de Koningin neer
Tot Van Huisde
Weet gy nog altyd niet wat Recht is?
Tot Hanna
Uw plaats is dáár niet! Op, sta op!
Terwyl ze met de linkerhand Hanna opricht, strekt ze de rechter, waarin zy den waaier houdt, naar Van Huisde uit.
Omlaag... neer... lager... op den grond!
Van Huisde, die zich, met schokken en tegenstrevend, al dieper boog, valt by 't laatste woord, met gebogen hoofd, op de knieën voor Hanna neer.
De Koningin-Moeder vertoonde zich gedurende enige ogenblikken in de linker zydeur, en blyft, even als Herman, Albert en de Walbourg, roerloos staan. Pauze.
| |
| |
Vorigen en Koningin-Moeder.
De Walbourg schynt met grote aandacht in den tuin te staren.
Van Huisde staat op.
Ginds wandlen in de allee...
Mama, ik bid u, roep den Koning hier!
Ik voel behoefte hem te spreken, en
Te zeggen dat ik... zyn bevel volbracht!
fluisterend en snel
zeg hem alles, álles, moeder!
luid
En dat ik deed... wat hy bevolen heeft,
Stipt, stipt, wat hy gelastte!
fluisterend
Koningin-Moeder af, in den tuin.
Vorigen, zonder Koningin-Moeder.
tot Van Huisde
Ge kunt vertrekken. Wis uw knieën af,
En wat er verder aan u vuil mag zyn.
Zorg dat ge niet z'n Majesteit ontmoet!
Ik raad u dit in uw belang. Het hart
Des Konings gruwt van laagheid, en hy zou...
Wat my betreft, ge weet misschien, het is
Vanavond op Louise's Rust soiree...
(De Walbourg, laat den vyver wat-i is,
We kunnen onze karpers nog niet missen!)
Ge zult me zeer verplichten met wat hoofdpyn,
Koliek of podagra... de keus is vry,
Doch liefst zag ik de kwaal wat chronisch. Ga!
Van Huisde af, door de achterdeur.
| |
| |
Vorigen, zonder Van Huisde. Later Lakei.
Louise neemt niet zonder blyk van vermoeienis, weder plaats, nu op den stoel, dien ze byna geheel van de tafel heeft afgewend. Ze wenkt ook de anderen te gaan zitten.
Dat is verricht! En nu een woord aan u,
M'n kindren! Hanna, hebt gy alles goed
Begrepen, wat hier voorviel?
Om... heus oprecht te zyn, in het begin
Was 't my wat vreemd... niet alles even duidlyk.
Maar later, en vooral toen Herman ‘neen!’ riep...
Toen werd de zaak u helder?
Zó helder, dat ik alles met hem leed,
En schaamte voelde dat de man, om my,
Zo vreeslyk werd gepynigd door beschaamdheid.
Ik zou 't niet overleven, dunkt me!
tot Albert en Herman
Poëet, en gy... zegt, kunt ge nu berusten
Ook ik niet! Maar herstel
Van eer voor uwe bruid, voor uwe zuster.
tot Herman
Mevrouw, ik... kan niet... spreken.
opstaande
Welnu... ik hoop u allen weer te zien,
En wil dat ge eenmaal zeegnen zult, wat eerst -
En zeer terecht! - u zo geschokt heeft. Gaat...
Gedurende de laatste woorden is 'n lakei binnengetreden. Hy ging achter de bezoekers om, en sprak zacht enige woorden tot De Walbourg, die daarna opstond, en nu de Koningin nadert. Lakei naar de achterdeur, waar-i staan blyft.
| |
| |
De jonker Schukenscheuer vraagt gehoor.
Wel zeker, dat ontbrak nog! Laat hem zeggen
Dat ik op Vrydag iedereen ontvang,
En dat hy komen kan als ieder komt,
Maar nu niet, en ook hier niet!
De Walbourg gaat naar de achterdeur.
Zeg
Gyzelf hem, dat ik niet begryp wat hem
Zo stout maakt, buitenstyds, en hier...
Op 't ogenblik dat De Walbourg het vertrek verlaat.
Ze bezint zich enige ogenblikken.
Tot den lakei
Laat binnen!
Lakei af. De Walbourg en de bezoekers nemen op 'n wenk van de koningin hun plaatsen weder in. Louise zet zich op den fauteuil.
Vorigen. Von Schukenscheuer.
Na, by 't binnentreden, 'n diepe buiging voor de Koningin gemaakt te hebben, nadert Schukenscheuer den voorgrond. De blikken die hy nu, en gedurende dit gehele toneel, op de bezoekers werpt, getuigen van z'n teleurstelling, de Koningin niet alleen te vinden. De Koning en de Koningin-Moeder vertonen zich aan den ingang van den tuin. De eerste leunt tegen het voetstuk van 'n bloemvaas.
Ik wilde uw Majesteit... maar, Majesteit...
| |
| |
Fameuze zaken moeten ruchtbaar zyn,
Een stille faam is 't ware niet. Spreek op!
Maar, Majesteit, het is onmogelyk!
De zaak is... delikaat, zeer delikaat!
Een middel tegen 't staamlen?
Maar, Majesteit, ik kan... hier... waarlyk niet...
Kom-aan, ik zal je helpen, jonker! By
Domeinen is een vacature, en ge wilt...
O zeker, Majesteit, maar... dat...
Misschien, dat ik, zowel naar recht als smaak,
Geen invloed hebben mag, noch wil, op het
Ik had... iets anders... iets... iets... wel fameus!
| |
| |
Ja! Ja, Majesteit, bepaald!
Dan vind ik 't wreed, u daarvan te beroven.
Ik houd my aan die vacature by
Domeinen. Luister! In het algemeen
Laat ik me niet met zulke zaken in,
Maar... daar ge veel verdienste hebt... ja gy!
Méér inderdaad, dan aan uzelf bekend is...
Doch my is 't helder op dit ogenblik!
Nu, daarom wil ik u... gehoor verschaffen
By zyne Majesteit, en wel intiemer
Schukenscheuer geeft blyken van verbazing, en wil spreken. Louise legt hem met 'n wenk het zwygen op.
Gewoonlyk 's avonds hier, en arbeidt met
Den Graaf Van Weert, tot middernacht, en later.
Wanneer ge u aanmeldt - met uw staat-van-dienst,
Natuurlyk... en bewyzen van bekwaamheid! -
Dan zal ik zyne Majesteit verzoeken,
By wyze van byzondre gunst, u in
Myn kabinet te ontvangen. En de Koning,
Die dan 't advies van graaf Van Weert terstond...
Maar, Majesteit... ik... ik...
Als dat u dan zo vreeslyk nog bezwaart,
Dan kunt ge tevens die gelegenheid
Gebruiken, om u daarvan te ontlasten.
Met 'n wenk dat-i vertrekken mag.
'k Ben zeker, dat men hier of daar u wacht.
Schukenscheuer schynt nog te willen spreken, doch de Koningin ziet hem de kamer uit. Aarzelend, buigend, weifelend tussen ontzag en ontevredenheid, bereikt-i de achterdeur, en vertrekt. Louise staart hem schouderophalend na.
Daar gaat een candidaat voor de oppositie...
Het doet me waarlyk leed... voor de oppositie!
| |
| |
Opstaande, tot Hanna, Albert en Herman
En nu... ik zeide u reeds, ik wil u weerzien.
Gaat opgeruimd naar huis, en aan uw werk.
Gy dáár... ik hier! Ik bied u geen geschenk...
Gedeeltelyk uit eigen beweging, gedeeltelyk door 'n wenk van De Walbourg aangemaand, zyn de bezoekers enigszins teruggetreden. Albert is naby de achterdeur. Hanna volgt hem. Herman blyft weifelend staan, en keert, met blyken van innige gemoedsbeweging terug.
stamelend
En voel me nu... zo anders! Maar ik kan
Niet uiten wat ik voel. De woestheid van
M'n ziel... hebt gy veranderd in iets lieflyks.
Ik wilde u vragen... maar ik durf niet...
Hartstochtelyk uitberstend, en zeer innig
Mevrouw, mag ik die roos!
Die vraag is een geschenk aan my... ik neem
Terwyl zy de roos van de borst neemt
Die bloem heeft een geschiedenis
Die menig onzer haar benyden mocht!
Ze was - en blyft! - welsprekende bodin,
Getuige, pand, symbool en prys van 't goede.
De roos kussende
Vaartwel, m'n hartelyke blaadjes... dank!
Ge hebt niet tevergeefs gebloeid! Ziedaar!
En nu, m'n kindren, laat me alleen. Ik ben
Herman drukt onder 't weggaan, de roos aan z'n lippen. Hy, Hanna en Albert af. Louise zinkt als uitgeput op den stoel voor de tafel neer, en met het hoofd in de beide handen. Ze weent.
| |
| |
Louise, als voren. De Walbourg. Koning. Koningin-Moeder.
De Walbourg, die blyk geeft den Koning en de Koningin-Moeder aan den ingang van den tuin gezien te hebben, blyft na het vertrek der drie bezoekers, links op den achtergrond staan, en schynt met 'n verschrikt gebaar, den Koning opmerkzaam te maken op den gemoedstoestand der Koningin.
De Koning treedt snel enige stappen vooruit, doch blyft in 't midden van den achtergrond, met blyken van ontsteltenis staan. Ook de Koningin-Moeder treedt nu de warande geheel binnen. Pauze.
Op 'n wenk van den Koning, verlaat De Walbourg het toneel. Ze sluipt op de tenen door de linker zydeur, haar blikken onafgebroken op Louise gevestigd houdende.
De Koning en de Koningin-Moeder trachten door gebaren te kennen te geven, wat er in hen omgaat. Ze schynt hem toe te roepen:
‘Ziedaar de bevestiging en 't gevolg van alles wat ik u meedeelde, en onder 't oog bracht.’
De Koning doet beurtelings 'n schrede voorwaarts en terug, en geeft blyk van hevige gemoedsbeweging. Hy slaat zich voor 't hoofd, en schynt telkens op Louise te willen toevliegen, doch weifelt tussen berouw en schaamte. Eindelyk wenkt hy nu ook de Koningin-Moeder, hem met Louise alleen te laten, waarop zy, hem met 'n streng gelaat aanstarende, langzaam door den tuin vertrekt.
Na Louise enige ogenblikken zeer ernstig te hebben gadegeslagen, treedt de Koning langzaam vooruit, en legt haar de hand op 't hoofd.
Louise, als voren. De Koning.
Ze grypt z'n hand, en wil die kussen. Hy weert haar zacht af.
met gedwongen kalmte.
Ik wil, ik zal ze waard zyn! Ik weet alles...
Levendig
Zeg niets, spreek niet! Ik weet, ik weet, ik weet!
Hier in m'n borst roept alles luider, dan
Treurig
| |
| |
Het juiste woord genoemd: ook ik was... anders!
Wild
By God, 'k zal anders worden dan ik was!
Zeer ernstig, zonder emfase, doch op elk woord drukkende
Ik wil, als gy, Louise...
Zich naar den voorgrond kerend
Verov'ren in het hart des Volks...
dankbaar en verheugd de gevouwen handen omhoog heffend
zeer innig tot Louise
En... 'k wil m'n plaats verdienen in het uwe!
Ze valt hem in de armen.
|
|