| |
| |
| |
Tweede bedryf
Toneel: zaal in 't paleis des Konings, wiens slaapkamer wordt verondersteld rechts te zyn.
Vier Lakeien, later Weis.
De zaal is flauw verlicht. Links op den voorgrond zitten twee lakeien kaart te spelen. De twee anderen slapen op fauteuils. Een daarvan wordt geeuwend wakker.
a.v.
't Is aan jou, spreek op!
kaartspelend
Ik heb... vyfblad, kwart-majoor...
opstaande en geeuwend naderby tredend
Nou, daarmee kan je 't doen, vooreerst!
Ik vind dat één al wel is.
a.v.
Laat zien... drie boeren, maar die gelden niet.
a.v.
Da's zes-en-twintig dus...
| |
| |
Half-een pas! Vrind Colyn, zo'n wacht is taai,
En 't stukje brood dat wy hier eten, is
opstaande, nadert de spelenden
Dat's een vervelend spel.
Wat is er nou kapot? Ben jy kapot?
Er wordt in de kamer des Konings gescheld.
door elkander
Gescheld! Roep Weis... de kaarten weg... daar is-i!
De kamerdienaar treedt haastig binnen.
Z'n Majesteit heeft hard gescheld!
Weis gaat in de slaapkamer.
Wat zou er nu te doen zyn? Ongesteld?
Waarom? 't Gebeurt wel meer...
haastig terugkerende
Den kleremaker hier. Z'n Majesteit
Wil dat-i ogenbliklyk hier zy, met
Kleremaker? Landsheil? Nu?
hem in 't oor schreeuwend
Den ka! el! é! er! kleremaker Landsheil!
Sta me niet aan te gapen als een gek!
Hy moet z'n koffer medebrengen... ga!
Derde lakei af.
Tot den vierden lakei
Zeg dat men inspant, neem den kleinen wagen,
a.v.
Den kle-re-ma-ker-Lands-heil, met z'n koffer!
Vierde lakei af.
| |
| |
Tot eersten en tweeden lakei
En jy, maak vuur aan, gauw! De nacht is koud,
Z'n Majesteit wil opstaan... spoedig... licht!
Weis gaat weder in de slaapkamer. De eerste lakei houdt zich bezig met den haard, terwyl de ander de luchters aansteekt.
By nacht een kleremaker... nou, dat 's mal!
't Zal wezen voor het passen van een slaapmuts...
Dat kan men overdag wel doen.
Het hoofd zet overdag door denken uit,
En krimpt weer in zodra je slaapt. Dat staat
Te lezen in een boek... die kachel trekt niet!
Dat heb ik aan mezelf toch nooit gemerkt.
Probeer eens... als je slaapt. Vervloekte kachel!
De hoed die je anders knypt is dan te wyd,
En wat je 's nachts past, is je daags te nauw.
M'n vader droeg toch nacht en dag één muts,
Jouw vader weinig dacht. Dan zet het hoofd
Zo erg niet uit. Maar als je in dienst van 't hof,
Als jy en ik... 't staat in een boek... hy brandt.
Koning, in slaaprok. Weis.
Ik wil alleen zyn, gaat! Neen, Weis kan blyven.
Lakeien af.
De heer Van Huisde, Sire.
peinzend
Van Huisde... 'n achtenswaardig man... 't kan zyn!
En zeer ervaren, zegt men, in de rechten...
| |
| |
't Is mooglyk! Maar wat my den slaap ontrooft,
Eist andre kennis dan van 't corpus juris.
Prins Oskar zei... 't is moeilyk!
Hy moet terstond verschynen, Majesteit,
Ik heb hem ogenbliklyk hier ontboden.
Laat voortaan... neen! De kamerheer van dienst!
We is af door de linker zydeur.
Koning, alleen. Weldra Van Huisde.
O zorgen van een koning, die den nacht
Een dagtaak geven, zwaarder dan de taak
Die menig onderdaan des daags verricht!
Bekommering en onrust, dat 's het lot
Van wien de kroon den moeden schedel drukt...
Vermoeid van 't peinzen! Maar Prins Oskar...
Van Huisde treedt binnen, door de linker zydeur.
Wel, Huisde, goeie morgen! 't Is wat laat,
Of... vroeg, maar dat 's om 't even. Wees zo goed
Bevel te geven in de stallen, dat
Er steeds een rytuig klaar sta, nacht en dag.
De dienst, m'n waarde Huisde, eist dikwyls spoed.
En 't kon gebeuren, ziet ge, dat een denkbeeld
Dat soms des nachts zich vormt in m'n gedachten,
Verloren ging door 't wachten op den dag.
Hoe noemt ge 't ook, gy man van 't corpus juris,
Als door vertoef gevaar ontstaat?
Periculum in mora, Majesteit...
Juist, dát is 't woord! Welnu, zo'n mo... mo... mora,
aandienende door de achterdeur
| |
| |
Koning. Van Huisde. Weis. Landsheil, gevolgd door 'n Knecht die op den achtergrond 'n koffer neerzet. Later achtereenvolgens vier Lakeien.
Kom nader, vriend. Ik zie, je hebt geslapen?
Ja, met verlof van uwe Majesteit,
Je had er 't recht toe, man, als jy
Slechts nu behoorlyk wakker bent! De zaak
Die my bewoog met spoed je hier te ontbieden,
Eist overleg... wat dunkt je, meester Landsheil,
Van 't nieuw model der schouderweren, hè?
Het denkbeeld van uw Majesteit was schoon:
Juist! Maar zeg eens, als-i rond was?
Zie... laat den koffer brengen... 'k heb bedacht
Dat rond, of wel... langwerpig rond...
De koffer is op den voorgrond gebracht. Daaruit worden lappen laken van verschillende kleur te voorschyn gehaald. De koning past, meet, speldt, verwisselt die, gedurende 't nu volgend toneel, op de schouders van Landsheil, eersten, tweeden, derden, vierden lakei - die één voor één door Weis zyn binnen geroepen - knecht van den kleermaker, Weis en Van Huisde. Al deze personen worden in de opgegeven volgorde in gelid geplaatst, schuins achterwaarts uit een der voorhoeken naar 't midden.
Tot Landsheil
(Geef spelden, Weis!) Ziehier, zo valt de plooi...
(Strek uit dien arm!) de plooi valt schuins naar achter.
(Roep iemand hier, Weis!) Jy... blyf staan!
eerste en tweede lakei achtereenvolgens binnen.
Keer om! (Geef spelden, Weis!) Ziehier het blauw...
(Strek uit! Verroer je niet!) Wat zeg je, Landsheil?
Met uwer Majesteits verlof, het is... subliem!
Nietwaar? Dat zei prins Oskar ook. (Een speld!)
| |
| |
En nu... (keerrr-óm!) van achter ziet men 't rood,
Of zou misschien... (roep iemand hier!) zou wit
Misschien... wie weet! (Sta stil!) (Geef spelden, Weis!)
Wat dunkt je, meester Landsheil, van het wit?
Met uwer Majesteit verlof, het wit
Is... als een kleur beschouwd...
Dat zei prins Oskar ook. (Roep iemand hier,
En spelden, Weis!) Ja, wit is licht van kleur.
Derde en vierde lakei één voor één binnen.
Het geel is minder licht, en toch
Niet donker. 't Geel is waarlyk niet te donker.
Het geel, met uwer Majesteits verlof,
't Is minder licht dan wit, en toch niet donker.
(Roep iemand hier.) (Sta stil!) (Geef spelden, Weis!)
Weis geleidt den kleermakersknecht naar de plaats waar hy moet worden ingelyfd.
(Keer-óm!) (Een speld!) (Keer-om weer! Sta recht-op,
Rrré...cht-óp!) Wat heeft die man een zonderling
Met uwer Majesteits verlof,
Een val heeft in z'n jeugd...
Ook ik was in m'n jeugd wat koortsig, maar
Het bad van Lompenhügel sterkte my.
Geloof me, 'n reis naar 't bad geeft nieuwe kracht,
En maakt gebogen leden recht.
Er moest een wet bestaan, dat elk die in
Z'n jeugd een val deed... (spelden, Weis!) (Keerrr-óm!
Laat vallen je arm!) dat elk die in z'n jeugd,
Of later... (sta toch stil, en houd je hoofd
| |
| |
Omhoog!) of ieder die door zieklykheid
Onttrokken werd aan militairen dienst...
(Zie nu dat geel, dat wit, dat blauw, dat rood!)
Of zelfs wie vrezen mocht eens ziek te worden,
Zich jaarlyks liet genezen in de baden...
Neen, van de kleur der schouderweren sprak ik.
Gy heren van het recht hebt geen gevoel
Voor 't hoog belang der uniform. Nu groen...
In de antichambre... ik zal...
Weis in 't gelid plaatsende
Gereed. Ziehier (een speld!) ziehier het groen.
Nu... groen met rood! Eilieve, Huisde, ik wil...
Eén ogenblik (een speld!) slechts zien...
Van Huisde wordt ingelyfd.
Ja, groen met rood (staat stil daar!) rood met groen,
En dat op donkerblauwen grond, staat goed...
Me dunkt, ik hoor muziek?
Dat jonker Schukenscheur z'n vrienden geeft.
Ei, ei, zo laat nog, zonder my! Dat rood
Is wel wat breed. Prins Oskar heeft gezegd
Dat zeven-achtste van een duim, of wel
Iets minder... spelden, Weis!
Weis wil uit het gelid treden. De Koning wyst hem haastig terug.
'k Legde 'n brief daarginds...
de armen aan 't lyf gesloten houdende, tracht met z'n hoofd de bedoelde richting aan te duiden.
| |
| |
zoekende
Ik zie geen enklen speld, laat staan een brief...
Ylings naar 't peloton terugtredend.
Om godswil staat toch stil,
Maakt al m'n moeite niet te schand. Jy zó!
Zó jy! Geen buik! Terug, omhoog, vooruit...
Staat stil! Berooft toch niet door overyling,
My van de vruchten van m'n werk!
Eén streep slechts minder... zeven-achtste duim
Was wel wat breed... prins Oskar heeft gelyk.
Toch ben ik 't met myzelf nog geenszins eens,
Of 't rood, kersrood moet wezen, of ponceau?
Of... amarant, of... ietwat appelbloesem?
Wat dunkt u, Huisde? Spreek vry uit de borst,
Je weet, ik heb de waarheid lief. Cérise?
Met uwer Majesteits verlof, ik ben
Tot oordeel, Sire, niet bevoegd.
Die needrigheid staat uw verdiensten goed.
Ik kies... na ryp beraad,
De kleur... die uwe Majesteit bevalt.
Dit is m'n openhartig oordeel, Sire!
tot Van Huisde
Ja, ja, de schelm heeft smaak!
Of appelbloesem wezen, of... cérise,
Schoon bloedrood ook niet kwaad staat by dat groen.
Hoor... weer muziek! Gelukkig wie z'n tyd
Zo onbekommerd wyden kan aan vreugd.
Ik ben vermoeid. Ik dank u, Huisde, 't is
Genoeg! Op morgen wacht opnieuw ons de arbeid.
Jy, Landsheil, ga, en overdenk de zaak,
En zend dat kromme schepsel naar de baden.
Te Lompenhügel heelt men alle kwalen...
| |
| |
Landsheil en z'n knecht vertrekken, na de gebruikte lappen verzameld, en in den koffer geborgen te hebben. De Lakeien blyven onbeweeglyk staan.
Van Huisde, roep die heren by me. Ik voel
My te opgewekt nu voor den slaap,
En wens, als zy, me 'n weinig te vermaken.
Me dunkt, ik heb er recht op, na m'n werk...
Peinzend.
Ponceau, cérise of... bloed? Nu, dat tot morgen!
De boog kan niet altyd gespannen zyn.
Tot de lakeien
Weis houdt zich 'n ogenblik met de lakeien bezig, die daarop 'n tafel in 't midden van het toneel op den voorgrond plaatsen, en stoelen rangschikken.
Tot Van Huisde
Zeg, dat ik allen inviteer,
En... klein tenu, in kleding en in woorden!
Ik inviteer hun stemming mee, verstaat ge?
door de achterdeur vertrekkende
Weis, sigaren en champagne!
De koning treedt z'n slaapkamer in. Weis volgt hem, na den eersten en tweeden lakei te hebben weggezonden, die weldra terugkeren met enige benodigdheden voor 't feest.
Vier Lakeien, rangschikkende.
Wat moet die kurketrekker in de baden?
't Is gauw gezegd, maar niet zo gauw gedaan!
En 't doet me denken aan het oude lied
Van 't meisje dat ter kermis eens zou gaan:
Hy zingt.
Dat gaat naar Den Bos toe,
| |
| |
Van Huisde. Hesselfeld. Von Schukenscheuer. Miralde. Spiridio. Daarna de Koning en Weis.
in 't opkomen, na de lakeien met 'n wenk verwyderd te hebben
Verstaat me wel, 't is zonder ceremonie.
Z'n Majesteit verlangt u hier te zien,
Om met u 't feest van ginder voort te zetten.
En wenst uitdruklyk dat ge...
De Koning (zwart jasje) treedt binnen, gevolgd door Weis.
Hoera, hoera, hoera, de koning leef!
neemt plaats, en wenkt de anderen te gaan zitten. Weis staat achter z'n stoel.
Ik dank u, dank u, heren! Nu geen woord
Dat ernstig klinkt, wat ik u bidden mag!
Na zwaren dagtaak, na een nacht vol studie,
Is 't billyk dat ik deel neem aan uw vreugd.
Hoe, Graaf van Weert niet by u?
Tot Weis
na enig gefluister onder de gasten
Hy was een ogenblik slechts by ons, Sire.
Hy... wendde bezigheden voor, en ging.
Ook gistrenavond was hy niet op 't bal.
't Is waar, hy heeft het druk, en zal nu slapen...
Om 't even, hy kan wakker zyn, als ik
Tot Weis
Weis af.
Wat viert ge, of is uw feest toevallig, heren?
De heer von Schukenscheuer-Schiefschalheim
Het woord is aan den jonker.
Wie voor z'n beurt het neemt, moet met een toost,
| |
| |
Een lied of kwinkslag boeten: poenitet!
Begin, maar... denk er aan: geen ernst!
Fameus! Dat is bepaald... fameus!
De eerste Schukenscheuer-Schiefschalheim...
Had geen papa. Dat 's klaar!
Drink, spreek, zing, dans, doe wat je wilt, maar... boete!
Dan kies ik wyn, en drink op de gezondheid
Van d' eersten Schukenscheuer zonder... oorzaak,
En op het welzyn van z'n moeder. 't Moet
Een kapitale vrouw geweest zyn!
Ze drinken.
M'n stamheer, de eerste Schukenscheuer, was
Erfschenker aan het hof...
Als hy geen vader had, zoals je zegt.
In uwen koninklyken wil... de jonker
Vertelt onmogelyke dingen!
In heraldiek is alles mooglyk, vrindje.
En de eerste Schukenscheuer erfde 't ambt
Van schenker, wellicht van z'n oom...
Dan was die oom de broeder van een vader
Die niet bestond, dus... mis!
| |
| |
Het was misschien z'n oom van moederszy...
door elkaar
Peccasse... peccavisse... neen, peccasse,
Neen, peccavisse... neen, pecc...
op de tafel tikkend
Ik geef het woord opnieuw den jonker.
Toen de eerste Schukenscheuer schenker was...
Van Sjach Sjech Sjich Sjuch Sjarief Khan...
De jonker is te deftig voor een grap.
Ik geef het woord aan u, Spiridio.
Maar als je-n-al te ondeugend wordt... pas op,
Dan roep ik je tot de orde!
Toen de eerste Schukenscheuer sjenker was
Van Sjach Sjech Sjich Sjuch Sjarief Khan...
Nu, dat 's fameus... aan 't hof van keizer Otto!
...beschonk hem deze koning met het recht
Voor zich en al de spruiten van z'n stam,
Om op den linkerschouder steeds een strik
| |
| |
snel
Was 't hemelsblauw, of...
a.v.
...berlyns of donker? Indigo? Hoe breed?
Was 't meer dan zeven-achtste van een duim?
Was 't één streep minder?
'k Weet het waarlyk niet!
Ten blyk van hoge koninklyke gunst,
Een blauwen strik te dragen op den schouder.
Maar eens, het was in 't jaar achthonderd zes...
Maar, Sire, in myn proces kwam niets van strikken!
Tot straf voor 't liegen. Zing!
Het liedje van den nachtuil, heren! Hoort!
En staat me in 't prachtig koor een beetje by.
Hy zingt.
Een nachtuil was verliefd van zin... oewoe.
Hy droomde van een nachtuilin... oewoe.
En sprak aldus z'n liefjen aan:
Ik wil met jou naar bed toe gaan... oewoe.
‘Ik wil met jou naar bed toe gaan’ is fyn.
Fameus, bepaald fameus, auf Ehre!
| |
| |
zingend
Zy beet verlegen op haar poot... oewoe.
Een blosje verft de wangen rood...
snel
Was 't amarant, of steenrood... of cérise?
De dichter, Sire, die het feit bezong,
Zegt niets van breedte of tint.
zingend
Ze beet verlegen op haar poot... oewoe.
Een blosje verft de wangen rood... oewoe.
Ze zei niet nee, ze zei niet ja.
Verwees hem tot haar heer papa... oewoe.
Dat was een brave nachtuilin, m'nheren,
Een voorbeeld voor de dartle jeugd voorwaar!
Een glas op haar gezondheid!
zingt
De vryer was van zessen klaar... oewoe.
Hy meldt zich aan by d' uilevaar... oewoe,
Maar spottend met z'n zielsverdriet,
Zei de ouweheer: je krygt 'r niet... oewoe.
a.v.
Want de eerste-n-uil van myn geslacht... oewoe.
Is op een kerkmuur grootgebracht... oewoe.
M'n dochtertje is dus van natuur
Te fyn voor uilen uit een schuur... oewoe.
Wel, dat was mooi gesproken voor een vader!
Wat dunkt u, heren, van een dronk op 't welzyn
En 't lange leven van dien uil...
Want, Sire, 't is uit d' ouden tyd...
| |
| |
Op 't lange leven van den uil die dood is!
Wel neen, er volgt nog wanhoop,
En zelfmoord, holle stemmen, en een graf
Met spoken, die te middernacht de buurt
In oproer brengen met: oewoe... oewoe!
Ga voort nu met je blauwen strik. Ik luister.
Toen eens dan, in 't begin der negende eeuw,
Een Schukenscheuer-Schiefschalheim z'n trouw
Verpandde aan jonkvrouw Lanterliederling,
De-n-erfgenaam der Leuterlunterlaksen,
Nam 't schone bruidje met z'n hart een proef...
Daar is geen woord van waar! Auf Ehre, 't is fameus!
...en eiste, als blyk van min, dat hy de kleur
Van zynen schouderstrik verandren zou
Moest kiezen tussen haar en z'n geslacht,
Dat met dien blauwen strik zou staan of vallen.
Hier 't hart... daar de eer! De stryd was zwaar...
...doch zie, een toov'naar, met z'n lot begaan,
Dat noem ik toov'naars plicht!
En de onze is nu hem daarvoor te bedanken:
drinkende
Goed! Lang leef die tovenaar!
De raad was deze: hy behield z'n strik,
Z'n blauwen strik, en hy bezocht z'n bruid
| |
| |
Niet anders dan by avond, en by kaarslicht.
Maar, Sire, auf Ehre, 't is fameus... gelogen!
Wat blauw by dag was, scheen haar 's avonds groen,
Maar hoe hangt dit tezamen met uw feest?
't Verband is nauwer dan men denken zou.
De jonker huwde... by een kaarsje...
...de jonker huwde, en trad in het bezit
Der Leuterlunterlaksische domeinen...
Ik kan uw Majesteit verzeekren... 't is fameus!
Een toost die hond noch kat verstaan kan... neen.
Die Huisde met z'n rechtsgeleerdheid!
Een speech vol lamme laffe lompe leugens!
opstaande, leest uit de hand, eerst langzaam. De gasten geven crescendo blyk van verwondering, ontevredenheid en vrees.
Hèm, hèm! M'nheren, het verheugt me zeer,
U hier opnieuw om my vereend te zien.
De toestand is perfekt, het vlees goedkoop.
De burgers zien er flink en vrolyk uit.
Sneller
De burgeressen... idem. Nyverheid
En handel... idem. Landbouw... idem.
| |
| |
Dat 's politiek... verboden!
zeer snel
Fabrieken... idem, idem. Onze vloot,
Ons leger, schuttery, oogst... alles idem.
De vriendschap met de vreemde hoven... idem...
a.b.
Idem, idem, idem, idem...
Miralde, houd de hand hem op den mond!
Na wat opschudding
De jonker stierf... by kaarslicht.
Z'n ega volgt... by kaarslicht, hem in 't graf.
De kindren erfden, en zo bleef de stam
Van Schukenscheuer-Schiefschalheim bezitter
Van 't Leuterlunterlaksische gebied...
Auf Ehre, Sire, 't is bepaald onwaar!
...maar zie, de nyd, de vale nyd, m'nheren,
Ontwaakte in 't hart der Lanterliederlingen.
Men had, al snufflend in kronieken en archief,
Den sluwen list des tovenaars ontdekt...
Maar, Majesteit... auf Ehre, in ons geslacht
Was nooit een tovenaar... bepaald!
En hoe men 't bruidje had gefopt met... kaarslicht!
Het groen, by dag gezien, was blauw geweest...
De trouwe jonker, wel bekeken, ontrouw...
Een echt, op valsen schyn gegrond, was nul...
De kindren in zo'n echt geteeld, onecht...
De goedren door zo'n echt verkregen...
En toen... processen, advokaten, stryd,
Verbittring, vonnis, woede, appèl, en weer
| |
| |
Door de eeuwen heen. Zo wás het, Sire!
En onze jonker viert vandaag het eind
Bepaald gewonnen niet. Maar... vrind Spiridio
Heeft u de zaak fameus...
opstaande, leest uit z'n servet
Gezien, gehoord, gelet en overwogen,
En weer gelet, en weer gehoord, gelezen,
En weer gelezen - o, 't is zonder eind! - beslist:
De goedren van den Leuterlaksen stam,
Gelegen... daar en daar, begrensd... etcetera,
Verblyven overzulks in eigendom, by dag,
Aan 't edele geslacht der Liederlingen.
‘Edoch’ en ‘overzulks’ is fraai.
Zo'n taal doet onzen Huisde goed, nietwaar?
...edoch zodra de nachtschauw valt op de aard...
‘Schauw’ is voor schaduw. Dat 's een rechtsterm zeker..
Zodra de dag verdwynt, behoort gezegd
Der Schukenscheuer-Schiefschalheims... by kaarslicht.
Het gras en 't graan, dat 's nachts groeit, hoort aan hen.
Wat overdag gegroeid is, d' andren.
Geen groot bezwaar, en zei dat juist die zaak
De bron kon worden van een nieuw proces,
Zo schoon als ooit een rechtbank bezighield.
Hy wenste 't mensdom met de zaak geluk,
En meende dat de welvaart bloeien zou,
Zodra die nieuwe kwestie was beslist.
| |
| |
Ja zelfs nog vóór dien tyd, reeds onder 't pleiten,
Beloofde zulk een stryd, een schat van ca...
Precies! En de advokaten...
die gedurende de laatste woorden is binnen getreden, plaatst zich achter den stoel des konings. Op eenmaal zetten zich alle gasten enigszins in luisterende houding. Stilte.
halfluid
De Graaf Van Weert is inderdaad niet thuis.
Men heeft, uit uwen naam, in zyn hotel
Zich stipt geïnformeerd...
in gesprek met Miralde
Louise's Rust is lief gelegen.
Wie sprak daar van Louise's Rust? En wat
Is lief gelegen? Spreek! Gelegen? Wat?
Waar? Wie is lief gelegen? Spreek!
Miralde roemde 'n park by... Kopenhagen,
Waar koningin Mathilde... en... Struensee...
De nachtegaal... en ik... ik meende... ik dacht...
hem aangrypende
En gy, wat zeidet gy? Wat zeidet gy?
Ik, Sire, ik... roemde... o god!
Geen engel, spook of satan uit de hel,
Zal hier je bystaan! Spreek, ellendling, hondsvod,
Wat weet jy, wat? Welk park is lief gelegen?
Wat weet jy van een nachtegaal? Terug!
| |
| |
Ik ben hier koning... neen, een man, geen koning!
Een man die je verscheuren zal. Een wolf,
Een tyger ben ik! Spreek... of 'k zal je 't spreken
Beletten voor altoos, en je de keel
Toesnoeren, dat je nooit weer spreken kunt!
Wie, wat, is nachtegaal? Wie, park? Wie, lief
Gelegen? Waar? Wat? Spreek!
Hesselfeld eensklaps loslatend
Ha, ha, ha, ha, 't is om te bersten
Van lachen, heren! Nu, dát is een grap!
Die arme Hesselfeld staat heel verbluft,
En weet niet hoe hy de ogen wenden zal...
Ha, ha, dat noem ik lachen! Ik bezwyk
Van 't lachen. Die historie wint het ver
Van uwen onzin-toost, Spiridio,
En van je kamertoespraak-parodie,
En van dien uilebruigom, kereltje!
En ook... ha, ha, ha, ha... van dat proces,
En van je heerlykheid... ha, ha... by kaarslicht!
Ik kan maar niet bedaren van de grap!
Waar blyf je nu met al je geestigheid,
Spiridio, zeg? Enfoncé! Ha, ha...
Zie Hesselfeld eens kyken... puur beteuterd!
Wat zeg je van me? Kan ik vrolyk zyn,
En potsig? En komedie-spelen... hè?
Ziet, zó is 't goed! Als gy de grap maar vat!
Die Hesselfeld met z'n onnozel air,
Dacht dat-i heel wat wonders had gezegd,
En dat ik dol werd om z'n... nachtegalen,
En om z'n park by... Christiania,
Of... Petersburg! En om z'n: lief gelegen!
Een enkel glaasje, heren, tot besluit...
Erkent dat ik het koddigst ben geweest,
| |
| |
En met m'n nonsens 't mooist u heb gefopt.
Top, top, ikzelf doe mee,
tot allen, behalve Hesselfeld die in verlegen houding op enigen afstand is blyven staan
Zo'n glaasje zal je goed doen voor den schrik...
Op Hesselfeld wyzende
Die Hesselfeld! 't Is waarlyk onbetaalbaar...
Tot Weis, fluisterend
Wat dag was 't heden, en hoe laat?
gedeeltelyk als voren
Maar donderdag is 't nu... noteer dat, Weis!
Ik wil, zolang ik leef, den juisten dag
Onthouden, en het uur, waarop... ik Hesselfeld
Zo grappig heb doen schrikken... kwart over drie,
Den nacht voor donderdag, den tienden Mei...
Nog ziet hy bleek... ha, ha... den tienden Mei...
Slaapt wel, m'nheren... twee, drie uur... slaapt wel!
Koning en Weis af. Ook de anderen vertrekken, behalve Van Huisde en Hesselfeld. De laatste blyft bespiedend op den achtergrond staan.
Van Huisde, Hesselfeld.
peinzend, op den voorgrond
De nacht voor donderdag, den tienden Mei...
Een, twee, drie uur... Van Weert, een alibi!
Van Huisde af, door de linker zydeur.
alleen
Een alibi? Dáár is wat van te maken!
Die heren van de rechten weten 't wel...
Er gaat toch, wel beschouwd, niets boven 't recht!
Precies, van Huisde... 'n alibi... schandaal...
|
|