Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend926.Ik hoop later in de gelegenheid te zyn, het onderzoek naar 't punt van uitgang onzer zedelykheidsbegrippen voort te zetten, en zal dit waarschynlyk in verband brengen met het stuk over ‘Beschaving’ dat voor den IV den Bundel dezer Ideeën bestemd is... indien my het arbeiden niet volstrekt onmogelyk wordt gemaakt. In denzelfden Bundel wens ik nog een en ander aan te vullen | |
[pagina 672]
| |
aant.
Blykens de verzekering in 590, was het my bekend dat myn opgave van die beletselen onvolledig was. Toch meende ik niet, my te hebben schuldig gemaakt aan een zo grof verzuim als my met volle recht werd onder 't oog gebracht door den schryver van een ingezonden stuk in de ‘Helderse Courant’. Ik betuig voor de daarin vervatte opmerkingen des te hartelyker myn dank, omdat ik aan zulke medewerking van de Nederlandse Pers niet gewoon ben. De onmisbare weerklank waarover ik sprak in 659, wordt my hardnekkig onthouden. Publiek schynt een proef te willen nemen hoe lang ik gevende blyven kan, zonder ooit iets terug te ontvangen. Moet ik dit toeschryven aan wreedheid, traagheid, domheid? Is 't onmacht? Is 't schaamte? Of is 't van dit alles wat: hollandisme? |
|