Volledige werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
(1952)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 632]
| |
895.Nog heden ten dage leren de kinderen van de molukse Alfoeren psalmen van buiten. Zulk geprevel stemt tot niet-begrypen, van die psalmen zowel - waaronder schone! - als van iets anders. En dit schynt dan ook het doel te zyn. De zendelingen van duizend jaar geleden gebruikten in Europa dezelfde methode. Ziehier een deun waarmee 't verstand van onze voorouders werd in slaap gewiegd: Wol an Drutni min,
Ja bin ich scalc din.
Thin arma Muater min,
Eigan thin isz din.
Finger thinan
Dua ana mund minan,
Her auch hant thina
In thia zungun mina.
Dit pronkstuk van 'n beschavings-formulier is, naar my 'n oud boek verzekert, de vrucht der poëtische gaven van zekeren Ottfried, bygenaamd ‘de Christen-monnik van St Gallen’. Hy schynt ook de Evangeliën op rym gezet te hebben, een werk dat hy opdroeg aan Keizer Lodewyk, zoon van Lodewyk den Godvruchtigen. Wat eigenlyk de zin van dit rympjen is, weet ik niet. Wie 't opzei, scheen te betuigen dat hy voortaan Gods knecht wilde zyn.Ga naar voetnoot* Als eerst gevolg van die nieuwe betrekking, verzoekt hy de H. Maagd haar vinger in zyn mond te steken, en haar hand op z'n tong te leggen... Oppervlakkig zou men menen dat die Heidenen met weinig tevreden waren. Het hier gevorderd honorarium voor de toetre- | |
[pagina 633]
| |
ding tot het Godsryk, is gering. De hebzuchtigste auteur zou er geen regel druks voor leveren. En dan nog de onzekerheid of Maria doen zou wat men verzocht... Welnu, men vergist zich. Die Heidenen waren niet tevreden met zeer weinig. Zy waren in hun schik met volstrekt niemendal. En deze goedkope berusting in niets, werd juist bewerkt door de verstomping van den geest, die 't natuurlyk gevolg was van zulke deunen. Wat er sedert duizend jaar geschiedde met de Mensheid, passen wy thans nog dagelyks op onze kinderen toe. Evenals de tegenwoordige Maatschappy nog altyd gebukt gaat onder de nalatenschap van die Ottfried en konsorten, blyven wy levenslang de gedwongen erfgenamen van onze gebiologeerde kindsheid. |
|